17881 |
bluts |
bluts:
bluts (L378p Stevensweert),
deuk:
dueök (L378p Stevensweert)
|
Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17882 |
blutsen |
blutsen:
blutsö (L378p Stevensweert),
blŭtse (L378p Stevensweert),
een bult slaan:
eine böltj sloan (L378p Stevensweert)
|
blutsen [SGV (1914)] || Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33507 |
blutsen, van een appel |
blutsen:
NCDN
blutsö (L378p Stevensweert)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
I-7
|
18143 |
bochel |
bochel:
bŭchel (L378p Stevensweert),
bult:
böltj (L378p Stevensweert),
pokkel:
pòkkel (L378p Stevensweert)
|
bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)]
III-1-2
|
21300 |
boek |
boek:
book (L378p Stevensweert)
|
boek [SGV (1914)]
III-3-1
|
24569 |
boeket |
boeketje:
NCDN éé vervoeging van t Franse "fais
bōēkéétjö (L378p Stevensweert)
|
Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34105 |
boekpens |
boekpens:
bukpɛns (L378p Stevensweert)
|
De derde maag van de koe, de maag die van binnen vol vliezen zit. [N 28, 82; A 9, 11c]
I-11
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bokǝnt (L378p Stevensweert)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweitskoek:
bookeskook (L378p Stevensweert)
|
boekweiten koek [SGV (1914)]
III-2-3
|
19773 |
boenen |
boenen:
bunə (L378p Stevensweert)
|
meubels en vloerzeil met behulp van was en een doek glimmend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|