32461 |
wis |
roede:
ruj (K353p Tessenderlo),
wis:
wes (K353p Tessenderlo)
|
Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.]
II-12
|
32464 |
wis van bepaalde soort |
maasroede:
mǭsruj (K353p Tessenderlo)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de verschillende soorten wissen die bij het mandenmaken gebruikt worden. Opgaven waarvan niet duidelijk werd welke wilgsoort ermee werd bedoeld, zijn aan het eind van het lemma per kleur bijeengezet. [N 40, 2; N 40, 22; monogr.]
II-12
|
33779 |
wisselen van de tanden |
breken:
brēʔǝ (K353p Tessenderlo),
wisselen:
wesǝlǝ (K353p Tessenderlo)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
34143 |
wisselen van tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (K353p Tessenderlo)
|
[N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22]
I-11
|
32483 |
wissen blekken |
roeden blekken:
rujǝ blękǝ (K353p Tessenderlo)
|
De grauwe wissen van de schors ontdoen. Dit werk gebeurt met een blekijzer of door middel van een blekmachine. Het blekken levert een witte wis op. Iemand die wissen van de schors ontdoet wordt in Meeswijk (L 424) stroper (strø̜jpǝr) genoemd. [N 40, 22; N 40, 26; monogr.]
II-12
|
32470 |
wissen kappen, snijden |
roeden snijden:
rujǝ snęjǝn (K353p Tessenderlo)
|
De volgroeide wissen met behulp van het wissenmes afkappen of -snijden. [N 40, 8]
II-12
|
32479 |
wissen koken |
de roede koken:
dǝ ruj kōkǝ (K353p Tessenderlo)
|
Ongepelde wissen koken zodat ze na het pellen een mooie bruine kleur hebben. Het koken bevordert ook dat de wis gemakkelijker ontschorst kan worden. [N 40, 21]
II-12
|
32476 |
wissen mijten |
de bussels hout mutselen:
dǝ bøsǝls hø̜̄t møtsǝlň (K353p Tessenderlo)
|
De schoven grauwe wissen tot een mijt opstapelen. [N 40, 16]
II-12
|
32473 |
wissen schoven |
in bussels binden:
en˱ bøsǝls˱ beň (K353p Tessenderlo)
|
De ongeschilde wissen tot pakken binden. [N 40, 15]
II-12
|
32497 |
wissen weken |
de roeden weken:
dǝ rujǝ wājkǝ (K353p Tessenderlo)
|
De wissen in water onderdompelen om ze soepeler te maken. Grauwe wissen dienen, afhankelijk van de omstandigheden, één √† twee weken te weken, witte wissen en buffwissen één √† twee uur. [N 40, 20; monogr.]
II-12
|