e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterwand achterschoft: āxtǝrsxǫft (Tessenderlo), achterste schoft: agǝrstǝ sxǫft (Tessenderlo) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwandspil leun: lø̜n (Tessenderlo) De ijzeren staaf of spil waarachter de achterwand wordt vastgezet. Deze spil wordt aan de achterzijde van de zijwanden verticaal tussen bovenboom en draagbalk bevestigd. Het achterbord kan er vervolgens tussen geschoven worden. Zie ook afb. 200 en het lemma en ɛbovenboomɛ en vgl. de lemmata ɛdraagbalkenɛ, ɛzijwandɛ en ɛachterwandɛ in wld I.13, pag. 24, 32 en 45.' [N G, 61d] II-12
achterwerk gat: gat (Tessenderlo), kont: koͅnt (Tessenderlo) bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)] III-1-1
achterwerkers binnenstenen: benǝstijǝnǝ (Tessenderlo) Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.] II-9
adamsappel knobbel: knoͅpəl (Tessenderlo), strot: strōt (Tessenderlo) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adem asem: ik kon gennen assem halen (Tessenderlo) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ademen asemen: asəmən (Tessenderlo), asemhalen: ik kon gennen assem halen (Tessenderlo) ademen [ZND m] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: de aderen van zen gezicht (Tessenderlo), nen ader opensnijen (Tessenderlo), oər (Tessenderlo) ader [ZND m] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1
afbijten afbijten: af˱bē̜tǝ (Tessenderlo) Oude verf met behulp van een afbijtmiddel verwijderen. [N 67, 68a] II-9
afbijten van koninginnecellen afbijten: afbijten (Tessenderlo) Het verwijderen van overtollige koninginnecellen door het bijenvolk of de koningin zelf. [N 63, 65] II-6