e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen poffermuts: poͅfəRmuits (Tongeren) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte kool kabuis: kəbau.s (Tongeren), wit moes: wetmūs (Tongeren), wit moes (Tongeren, ... ), wïtmōēs (Tongeren), witte kabuismoes: wit kəbausmoes (Tongeren), witte kool: witte keul (Tongeren), Die niet kropt en groen- of witachtig van kleur is  wittë keul (Tongeren) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || gewone hof- of tuinkool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart akkermannetje: akərmeͅnəkə (Tongeren), koescheper: kōēsjépër (Tongeren), koeschepertje: kūšēpərkə (Tongeren), kwikstaart: kwikstat (Tongeren, ... ), kwispelaar: kwispelaere (Tongeren), vliegenvangertje: vligəveͅŋərkə (Tongeren) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || kwikstaart, witte [G 04 (1974)] III-4-1
witte muts met een strik onder de kin slaapmutsje: sluoͅpmøͅtskə (Tongeren) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met linten kornet (<fr.): Coronnette?  kRəneͅt (Tongeren) muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte vlekken drukvlekken: drø̜kvlɛkǝ (Tongeren), plakken: plakǝ (Tongeren) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
witte waterkers beekkers: ook wotterkas (waterkers), kressôo  bièkkas (Tongeren), cresson (fr.): &lt; Fr. cresson  krêssôo (Tongeren), waterkers: [Nasturtium fontanum]  wô’ttërkas (Tongeren) waterkers III-4-3
wittebrood melkmik: mèl’’kmïk (Tongeren), verklw. mèl¯¯kmïkskë  mèl’’kmïk (Tongeren), mik: mik (Tongeren), brood = bruinbrood Nu is "brood"wittebrood en een bruin brood heet nu grais bróod  mïk (Tongeren), weg: wex (Tongeren), wèk (Tongeren) groot wittebrood met melk vervaardigd || Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wegge || wit brood [ZND B2 (1940sq)] || wittebrood || wittebrood met melk vervaardigd III-2-3
witten witten: wetǝ (Tongeren) Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.] II-9
woede colre (fr.): cf. VD s.v. "colère  këlêer (Tongeren), gift: gïf (Tongeren) gramschap, woede || woede III-1-4