e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vechmaal

Overzicht

Gevonden: 1244

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe bosbes sint-jansbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  sint jans bīērə (Vechmaal) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] III-4-3
bloeduitstorting blauwe plek: blauw plakke (Vechmaal) Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)] III-1-2
bloedworst bloedpens: bluu̯tpɛ.ns (Vechmaal), pens: pɛ.ns (Vechmaal) bloedworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
bloeien bloeien: blø̜i̯ǝ (Vechmaal) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blum (Vechmaal), boulté: `bu.ltej (Vechmaal) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] II-3
bloem (alg.) bloem: blumə (Vechmaal) bloemen [RND] III-4-3
bloementuin wei: wei (Vechmaal) bloemenhof [ZND 27 (1938)] I-7
bloemperk bed: beͅt (Vechmaal), rabat: rəbat (Vechmaal) [Goossens 1b (1960)] I-7
boek boek: boek (Vechmaal) boek [ZND 44 (1946)] III-3-1
boer boer: būr (Vechmaal), də boer (Vechmaal), pachter: də pa:xtər (Vechmaal) boer [ZND 14 (1926)] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.] I-6, III-3-1