20638 |
appelbol |
krollebol:
krollebol (Q091p Veldwezelt)
|
appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20698 |
appelmoes |
appelmoes:
appelmoos (Q091p Veldwezelt)
|
appelmoes [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
24119 |
appelvink |
appelvink:
vdBerg; omgesp.
apəlvēŋk (Q091p Veldwezelt)
|
appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33100 |
aren lezen |
oogsten:
ōstǝ (Q091p Veldwezelt)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
haak:
hǭk (Q091p Veldwezelt),
staart:
stat (Q091p Veldwezelt)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
ermbaant (Q091p Veldwezelt),
bracelet (fr.):
in metaal
’n brazzelet (Q091p Veldwezelt)
|
armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
nenerme mins (Q091p Veldwezelt)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21489 |
armoede |
armoede:
ɛ̄remooi (Q091p Veldwezelt)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21034 |
as |
assen:
asse (Q091p Veldwezelt)
|
as [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
32672 |
asblok |
asblok:
as˱blǫk (Q091p Veldwezelt)
|
Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-13
|