e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balanceerwerk balanceerwerk: balanceerwerk (Beesel, ... ), balansērwɛrk (Kaulille), balansērwɛrǝk (Lauw), balansēǝrwɛrǝk (Herk-de-Stad, ... ), balansę̄.rwɛr(ǝ)k (Aldeneik), blansę̄.rwɛr(ǝ)k (Bree, ... ), engels balanceerwerk: ęŋǝls balansę̄.rwɛr(ǝ)k (Bree, ... ), engelwerk: eŋǝlwęrǝk (Weert), hangwerk: haŋwɛr(ǝ)k (Bree), pinnetjeswerk: penǝkǝswęrǝk (Leunen, ... ), penǝkǝswę̄rǝk (Swolgen), pinnetjeswerk (Venray), pinwerk: pinwerk (Helden), pivotwerk: pivotwerk (Linkhout), pivowɛr(ǝ)k (Bree), werk: wɛrǝk (Ordingen, ... ) Van balanceerwerk is sprake wanneer de loper balanceert op het boveneinde van de kleine spil (bij windmolens) of het staakijzer (bij watermolens). Bij een dergelijke constructie draait de kleine spil niet mee met de loper. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvast werkɛ. Het uiteinde van het staakijzer in de watermolen is bij een balanceerwerk veelal bolvormig verbreed. In de bol bevindt zich een gleuf, waardoor de punt van het staakijzer steekt. Aan de onderzijde van de rijn, doorgaans een tweetakrijn, bevindt zich een uitholling waar de punt van het staakijzer invalt. Hierdoor ontstaat een balancerende ophanging van de loper. Het engels balanceerwerk bestaat uit twee bolvormige rijnen, de binnenrijn en de buitenrijn, die ineen passen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbalanceerrijnɛ.' [Vds 135; Jan 125; Jan 127; Coe 103; A 42A, 21; N O, 15c; N O, 16i add.] II-3