e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duiken dompelen: [vgl. lm. DOMPELEN in WLD III, 1.2, pag. 56]  in het dompelen (Peer), duikelen: dauwəkələn (Tessenderlo), deukele (Hasselt), diekelen (Neeroeteren, ... ), doeikelen (Opoeteren, ... ), doukele (Stevoort), duikele (Gutshoven, ... ), duikelen (Beringen, ... ), dui’elen (Lommel), dukele (Maaseik, ... ), dukkelen (Vucht), duuk`le (Bocholt), duukelen (Neerpelt, ... ), dūëkele (Rekem), dôkelen (Stokrooie), dôëjkelen (Tessenderlo), dö-ələn (Oostham), dökele (Beringen), dükele (Rekem), dükelen (Achel), en t waəter dø͂ͅkele (Herk-de-Stad), en t wetter denkele (Hoepertingen), en twa͂wətər dəkəln (Zonhoven), en ət wāter dükele (Rekem), entwa͂ter dōͅkele (Houthalen), in et water doekele (Kinrooi), in het waoter doaikelen (Tessenderlo), in het water duikelen (Beringen, ... ), in het water dükelen (Kaulille), in het wetter duikelen (Gorsem), in t waoter duikelen (Neerpelt), in t waoter dükelen (Achel), int water duikelen (Maaseik), int water duïkele (Maaseik), int wetter denkelen (Heers), int wetter duikele (Wellen), int woweter dui-elen (Lommel), int wâter duikelen (Grote-Spouwen), änt wa͂ter dökele (Zonhoven), én het woïter deuikele (Riksingen), [OVT]  daukelde (Peer), ich dukkelde (Stokkem), B.v. (2) Van de wipplank duikelen.  døͅəkələ (Niel-bij-St.-Truiden), Hij duikelde van de wipplank.  døͅy?ələn (Lommel), Hij duikelt van de brug af het water in.  dykələ (Meeswijk), lange u  int waater dukelen (Reppel), moeilijk leesbaar  duingkelen (Kwaadmechelen), of wooter?  in t woater duikelen (Sint-Huibrechts-Lille), Sub plonger: Het Nl. woord d[.yk\\l\\wordt ook gehoord, maar dan alléén om het duikelen in het water uit te drukken; (nooit bij het voetbalspel).  dø.ykələ (Tongeren), Syn. plónzjeere.  deù.kele (Zolder), u of oe?  in t water dūkelen (Kaulille), ui tussen ui en eu  duikele (Paal), ui zoals in franse un  int wōtter duikelen (Koersel), ü of oe?  dukele (Beek (bij Bree), ... ), dukelen (Moelingen), dukkelen (Opgrimbie), duukele (Ophoven), duukelen (Dilsen), in het water dukelen (Mechelen-aan-de-Maas), in t water dukele (Kaulille), in t water dukelen (Bocholt), int waoter dukelen (Riemst), int water dukele (Neeroeteren), duiken: daaike (Tongeren), doeke (Gruitrode), donke (Eupen), douëken (Kwaadmechelen), duike (Lummen, ... ), duiken (Alken, ... ), duiəkən (Sint-Truiden), duke (Eupen, ... ), duuke (Venlo), duûke (Kaulille, ... ), dààken (Sint-Truiden), dø͂ͅike (Loksbergen), dúike (Sint-Truiden), dûke (Bree), ent wâter düəkə (Bree), in het water dauken (Peer), in hèt wetter douken (Ulbeek), in t waoter dauke (Beverlo, ... ), in t waoter dauken (Beverlo), in t waoter doken (Mopertingen), in t water doken (Mopertingen), in t water duiken (Peer), in t woater doke (Rosmeer), in t woitter duiken (Linkhout), on t waoter dooken (Eigenbilzen), ondərwaətər duiəjkə (Leopoldsburg), zich duiken (Bree), èn het waeter duike (Hasselt), èn t water dûke (Opglabbeek), èn t wàter duiken (Hasselt), Ich dook en snapdjen m biej de bein.  duke? (Echt/Gebroek), In t water -.  duke (Swalmen), moeilijk leesbaar  dohheken (Helchteren), NB 2. Duikelen: de keeper duikt naar de bal.  døͅəkə (Niel-bij-St.-Truiden), Sub plonger: naast duiken.  duiken (Kanne), u of oe?  in t water dukken (Kaulille), ueu zoals in gueule  èn t wàter dueuke (Hasselt), ui als de schwa in het , maar lang aanhouden  in het water duiken (Paal), ui als zonder i  onder waoter duiken (Genk), onder wetter duiken (Genk), Van obbe kant doök ter de kolk ein van Boembroekmeule al sjijnt da gevaorlek te zijn: hij dook in de kolk van de Bombroekmolen, hoewel dat gevaarlijk is.  duike (Kortessem), zwakke o  dōke (Borgloon), ü of oe?  duke (Hamont, ... ), dūken (Bocholt), in t waoter duuken (Lanaken), ü?  duke (Montzen), flonsen: [sic, of plonsen?]  in t wetter flonsen (Mielen-boven-Aalst), in het water springen: entwäter sprenge (Hasselt), in het weter spriinge (Groot-Gelmen), in t water springen (Sint-Truiden), in t wetter spreinge (Heers), īn het woͅter sprenge (Vroenhoven), onder water gaan: onner woͅtter gon (Martenslinde), ondergaan: hi kan ondergaan (Sint-Truiden), ondergaan (Jeuk), ongergenke (Hasselt), onnergaon (Kuringen), plensen: plaensje (Klimmen), plongeren (<fr.): in het water plongeeren (Houthalen), innt woater plondjère (Hasselt), planjeeren (Bilzen), plongeere (Hasselt), plongeeren (Gingelom, ... ), plongere (Jeuk), plongeren (Genk), plongieərə (Heers), plonzjeere (Genk), plonžī:rə (Gemmenich), plòőzjeire (Sint-Truiden), plónzjeere (Zolder), plôzjièrrë (Hoeselt), èn het waeter plongeere (Hasselt, ... ), a van planzjeeren zoals in Franse dans  int water planzjeeren (Moelingen), ai zoals in je vais  int waater plongiairen (Val-Meer), De keeper plongeerde naar de bal.  ploṇžɛərn (Zonhoven), De kipper plòzjeërt de bal oat d`n hók.  plòzjèèr`n (Diepenbeek), Fr. plonger.  plőzjére (Hasselt), plónzjeeëre (Zonhoven), plôozjièrë, plőozjièrë (Tongeren), g = gamma  plongérə (Engelmanshoven), Gg. hellen, duiken.  plo͂ͅžɛ.irə (Gingelom), Het Nl. woord d[.yk\\l\\wordt ook gehoord, maar dan alléén om het duikelen in het water uit te drukken; (nooit bij het voetbalspel).  plu.̞žjɛrə (Tongeren), Naast duiken.  plo͂ͅ:že:rə (Kanne), soppen: [vgl. lm. DOMPELEN in WLD III, 1.2, pag. 56]  in et water tsoppe (Lontzen) (Vervoegingen): [Duiken]. || 1. Duiken (onder water). || 1. In water duiken. || Duikelen (zwemsport, voetbal). || Duikelen. [Willems (1885)] || Duikelen: 1. [Duikelen]; 2. Duiken. || Duikelen: duiken. || Duiken (bij t voetbal, bij t zwemmen in t water springen). || Duiken (zich onder water voortbewegen). || Duiken naar de bal of in de voeten (voetbalspel). || Duiken, een duiksprong maken. || Duiken. || Duiken: 1. Onder water duiken. || Duiken; plonger (Fr.). || In het water duiken. [ZND 33 (1940)] || Plonger: Duikelen. || Plonger: duiken (in t water) of naar een bal -. || Plongeren. || Plongeren: *Duiken. || Plongeren: Duiken. || Plonjeere: Tauchen; (Fussb., vom Torwart) nach dem Ball hechten. III-3-2