e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijt fijt: faat (Hasselt, ... ), fait (Hechtel, ... ), fā.t (Hasselt), feejət (Gelinden, ... ), feet (Hasselt, ... ), feit (Borlo, ... ), feiət (Nieuwerkerken), fejet (Ulbeek), feyt (Beringen), feət (Ulbeek, ... ), fē.t (Borgloon), fējət (Zonhoven), fēt (Mettekoven, ... ), fēͅt (Beverlo, ... ), fēͅət (Loksbergen), feͅt (Wellen), fi-jt (As, ... ), fi.t (Meeuwen), fie.t (Kelpen), fie:t (Herten (bij Roermond)), fieet (Opoeteren, ... ), fieht (Waubach), fiet (Beek, ... ), fietet (Grote-Brogel), fiēt (Schimmert, ... ), fiĕt (Sevenum), fij(e)t (Ulbeek), fijet (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), fijt (Alken, ... ), fijət (Hoepertingen), fit (Lanaken, ... ), fitj (Meijel, ... ), fièjt (Achel), fièt (Eisden), fiét (Gronsveld), fiêt (Blerick, ... ), fiët (Kesseleik, ... ), fiət (Opglabbeek), fī.t (Eys, ... ), fīēt (Amby, ... ), fīt (Hamont, ... ), fuit (Tessenderlo), fy(jə)t (Gutshoven), fyət (Hoepertingen, ... ), fä:t (Diepenbeek), fèit (Kuringen), fèt (Beverlo, ... ), féj-et (Jeuk), fééjət (Loksbergen), fêt (Hechtel, ... ), fîêt (Amstenrade, ... ), fɛ.t (Borgloon), fɛət (Heers), t fijt (Caberg), ut fiĕt (Brunssum), viet (Geleen, ... ), vit (Meijel), vīēt (Gulpen), véét (Leopoldsburg, ... ), kwaad ding: kotéŋk (Montzen), nagelrand: nogəlraŋ (k) (Bilzen), nògelrank (Kortessem), omloop: den umloup (Maastricht), oude grauw: den ouwe grauw (Kaulille), pijn aan zijn vinger: pein aan miene vinger (Neerharen), pulver: polfer (Rijkhoven), polfər (Bilzen, ... ), polver (Bilzen), pŏlfĕr (Zichen-Zussen-Bolder), polfer betekent eveneens "buskruit"volgens de informant.  polfer (Zichen-Zussen-Bolder), roos: rouws (Bilzen), sodaba: sodabaa (Ell), witte vinger: ene witte vienger (Sint-Truiden), iene witte vinger (Montenaken), ne witte vinger (Montenaken, ... ), zwerende vinger: zweretige vinger (Maastricht) fijt [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || fijt (ontsteking van de nagelriem) || het fijt || ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] || nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] || nagelontsteking: Etterige ontsteking van het nagelbed van een vinger (vloem, hondsblein) (of: bloem?). [N 84 (1981)] III-1-2