e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kapoets kapoets: kaabòts (Tungelroy), kaboets (Bleijerheide), kabuts (Eisden), kabótsj (Sittard), kapoets (Oirlo), kappoetsj (Munstergeleen), kapótsj (Sittard), klapoetsj (Hoensbroek), betekenis: een wollen om `t hoofd sluitende muts, met haak en oog onder de kin vastgemaakt  kapoetsj (Schinveld), betekenis: grote zwarte muts, gedragen door oude vrouwen  kapoetsj (Jabeek), betekenis: muts van de kaboing, zie mantel postbode  kapoets (Amstenrade), betekenis: muts vast aan mantel (als moderne jack)  kapoets (Hoensbroek), betekenis: wollen muts over heel hoofd en met luifel op schouders  kapôtsj (Einighausen), betekenis: zwarte meisjesmuts  kapoetsj (Oirsbeek), Caban.  keboetsj (Klimmen), eigen spellingsysteem Muts met kant die werd omgedaan bij het uitgaan naar feest e.d.  kapōētsj (Jabeek), Kaabouw (muts aan jas).  kaapoets (Mechelen), Puntmuts, ook wel kapuchon genoemd.  kaboets (Kerkrade), Wollen muts voor kinderen en kapuchon.  kapoetsch (Heerlen), kapoetsje: Soort spotnaam, affectief woord voor verschillende soorten hoofddeksels.  kaputškə (Teuven), koets: misprijzend  koetsj (Sittard) kapoets, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || kapoets, ouderwetse vrouwenmuts || kapoets, wollen muts (meestal gedragen door oudere vrouwen) || kapothoed, kapoets, ouderwetse vrouwenmuts || muts, strakke ~, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [kapoets] [N 26 (1964)] III-1-3