e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maaivoeten ? kerwaans: kerwaans (Boekend), achterwaarts lopen: ateweits loeppe (Sint-Truiden), blutsvoeten: blūtsv (Lanaken), buitenuit gaan: boeten aat gaon (Opoeteren), buitenwaarts gaan: be de veut boatejats gaan (Sint-Lambrechts-Herk), be de vuut baowetejats gaon (Gelinden), buitenwets gaan (Heppen), buitewars gen (Koersel), mee de voete boowetewets gaon (Tessenderlo), mee de vuut buitenwats gaun (Lommel), met de voeten buitenwətsət goan (Oostham), Bij koeien: z`it maaibieën.  mit de voete boeuteooejts gaan (Beverlo), carr? (fr.) gaan: karei gon (Sint-Truiden), charlie: sjarlie (Maastricht), de voeten buitenuit zetten: də vy(3)̄it buwtənūwt zöttən (Hamont), eierentreder: eier trèjer (Meijel), engels gaan: îngelsj gao (Kunrade), frans gaan: frans gon (Bilzen), Fransch gaan (Montenaken), fransesgoan (Meldert), franse voeten hebben: hiə hee Franse voeəte (Nieuwerkerken), fransen: fra:nsə (Heers), franschen (Gruitrode), franse (Gulpen, ... ), fransen (Meldert, ... ), fransə (Herk-de-Stad), Vooral voor paarden.  franschen (Opitter), Wordt gezegd van een paard dat de voorste poten links en rechts uitwerpt.  franse (Wellen), gaan wie een taxi: gon wee nen taks (Groot-Loon), gedraaid: gədrɛt (Bilzen), grieks gaan: grīks guōͅwn (Houthalen), koevoeten: koevoeten (Hoepertingen), kromme, een -: n kromme (Bilzen), krommen: krommə (Veldwezelt), linkse benen hebben: he hät lèngse bein (Mechelen-aan-de-Maas), linkse, een -: enne lènkse (Geleen), maaibenen: hēͅ māiəbiənt (Beverlo), maaibenen (zn.): maei-biën (Oirlo), meaibein (Born), meibein (Blerick), mejbein (Herten (bij Roermond), ... ), mèjbein (Kesseleik), maaien: maaien (Stein), maeie (Venray), maeje (Beek), maejen (Montfort), maije (Thorn), mei-je (Sevenum), meien (Ophoven), meije (Maasbree), mejje (Bree, ... ), mieë (Waubach), mäije (Schimmert), mè-je (As), mèje (Maasbree), mèjö (Stevensweert), mèjə (Montfort, ... ), mèèjə (Meijel), méje (Swalmen), méjje (Sevenum), (maaien)  mèèien (Zutendaal), Betekent maaien met de voeten.  (me) (Zichen-Zussen-Bolder), maaivoeten (zn.): me-jvēūt (Amby), madammekesvoeten: madammekes foeten (Neerpelt), met de benen naar buiten gaan: met de biene na boete gaon (Lanklaar), met de toppen van de schoenen uiteen gaan: mət de tupə (van də schu.n) otēī.n go.n (Borgloon), met linkse knie?n lopen: mēͅt lēnksə kneējə laupə (Lanaken), met platvoeten lopen: (met) platveuj (loupe) (Caberg), op moeders veulen gaan: i.e. op moeders veulen gaan  op morəs vjəllə gwən (Eigenbilzen), ossenknie (zn.): òsəknie (Loksbergen), platpoten (zn.): platpuu (Maastricht), platsen: platsje (Geleen), platvoeten (zn.): (met) platveuj (loupe) (Caberg), ne platvoet (Sint-Truiden), ne platvouten (Meldert), pla.tv"t hā.n (Eys), platfeut (Heerlerbaan/Kaumer), platfuus (Vaals), platvoot (Grote-Brogel, ... ), platvowte (Meldert), pletspoten (zn.): pletspuut (Maaseik), poten wie een kameel: pu wie ene kemeel (Maastricht), sabelbenen: sabelbein (Venlo), schaapsbenen: schaapsbien (Hasselt), schaapsknie?n: schaopsknèn (Hasselt), schaapsvoeten: schopsvieët (Hasselt), schaatsen: dae schaats (Venlo), schaatse (Blerick), schāātse (Schimmert), scháátsə (Venlo), sjaatse (Echt/Gebroek, ... ), sjāātsə (Maastricht), schaatsenrijder: sjaatserijjer (Maastricht), scheef gaan: scheef goan (Ulbeek), scheef lopen: chijəf luipen (Opoeteren), scheefloepe (Kuringen), schief loewəpə (Paal), scheve voeten ? la charlot: Of twee uitdrukkingen?  skeve voeten à la Charlot (Jeuk), schieren: schiĕru (Brunssum), schrijnwerkersbenen: sjrienewirkersbein (Schinnen), schrokken: schrokke (Weert), schuin marcheren: schuin meschere (Wolder/Oud-Vroenhoven), slavoeten: slaaj vuut (Venray), slenteren: sjlintjtere (Posterholt), snijdersbenen: sni-jjers bieën (Meerlo), spaans gaan: spaansch (Linde), spaansch luipen (Ellikom), spawənš guoͅn (Zonhoven), spāāns gūūn (Opglabbeek), strijkijzeren: sjtriekiezərə (Kapel-in-t-Zand), taxi lopen: Volgens de informant is dit wat de kinderen zeggen.  taxi loopen (Lanaken), te voet jouwes gaan: de voet jouwəs gwən (Eigenbilzen), te voet naar huis gaan: te voet ne-e hons ge-en (Peer), te voet uitgaan: te voet uitgoan (Montenaken), uiteenzetten: outeenzetten (Voort), uitwaarts gaan: bij de vuut outjats goan (Ulbeek), bɛ de vəut aatwiats goan (Gutshoven), met de veut outwjats goan (Wellen), met de vut outwiats goun (Ulbeek), Voor een paard: t franst  outwjats goeën (Stevoort), uitwaarts lopen: oɛtjats loupə (Heers), vlaams gaan: hie git vlams (Zepperen), wijd schuiven: wieed schuuve (Weert), wijd treden: wieed traeje (Weert), x-benen (zn.): iksbijn (Reuver), x-benen hebben: iks bijn hubbə (Maastricht), x-poten (zn.): X poeëte (Hasselt), x-voeten hebben: X fôêten hebben (Bocholt), zwaaien: zwaaje (Meijel), zwèjö (Stevensweert) maaibenen: Met de voeten buitenwaarts gaan (maaibenen, maaien). [N 84 (1981)] || met de voeten buitenwaarts gaan [ZND 35 (1941)] III-1-2