e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mesthak aardhak: ē̜rthak (Leuken), ęrthak (Rijckholt), boshak: bǫshak (Rijckholt), grondtrekker: gro.nttrękǝr (Lottum), gro.ŋttrękǝr (Sevenum), hak: (h)ak (Kinrooi), hak (Gelieren Bret, ... ), landhak: lãnthák (Oirlo), mesthak: [mest](h)ak (Kinrooi), [mest]ak (Hasselt), [mest]hak (Achel, ... ), [mest]hák (Merselo), mestschuif: [mest] sxūf (Velden), [mest]šȳf (Grathem), plaggenhak: plagǝhak (Tungelroy), rishak: reshak (Tungelroy), schuif: šȳf (Grathem), schuifhaak: sxūfhǭk (Lottum), veldhak: vɛ.lthak (Merselo) Met mesthak wordt hier het gereedschap bedoeld, waarmee men mest fijn kapte, vooral bij de bereiding van weidemest of compost. Als de afvalhoop lang genoeg "gezeten" had, hakte men deze open, om dan de bestanddelen ervan fijn te kappen en goed ondereen te zetten. Deze hak werd soms ook gebruikt om de fijngemaakte mest in de wei van de kar af te trekken en verder om mest los te hakken in mestvaalt of potstal. De woordtypen aard-, veld-, land-, bos-, plaggen- en rushak wijzen erop dat men zich voor het hakken van mest bediende van een hak die ook en vooral voor ander werk bestemd was. De benamingen aan het einde van het lemma hebben betrekking op een trekgereedschap, dat bestaat uit een plankje of een metalen plaat en een haaks daarop aangebrachte stok of steel. Met zulk een krabber of schuif kan men in of bij de mestvaalt de niet meer met de riek te grijpen mestresten verzamelen en in de weide korte mest en compost van de kar aftrekken. [N 11, 37 add.; N 11A, 18] I-1