e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
minderen aan de mindering zijn: ik ben aan de mindering  ç ben on tçōrnømpsəl (Borgloon), afengen: a͂fängə (Zonhoven), afhalen: afhoalen (Neerpelt), afkampen: Of afkappen.  aafkampe (Hasselt), afkanten: āfkanjtjə (Roggel), dichtmaken  aafkaante (Mheer), afkappen: aafkappe (Hasselt, ... ), afkorten: ⁄t is ko͂ͅrt āf (Wijchmaal), ⁄t kot af (Ulbeek), afminderen: aafminderen (Venlo), afnemen: afneime (Landen), afneimen (Sint-Truiden), afnemen (Jeuk, ... ), afnɛiəmən (Rijkel), hēken afnemen (Paal), steek afnemen (Spalbeek), steken afnemen (Gorsem), Note v.d. invuller: Dit heb ik ook gehoord.  sjtīēëk aafnumme (Hoensbroek), o kort  aofneme (Alken), afsteken: āfstēkə (Roggel), afzetten: afzetten (Hasselt, ... ), aofzèttə (Maastricht), āāfzèttə (Nieuwenhagen), a͂fzettə (Zichen-Zussen-Bolder), è kort  afzètten (Lommel), avanceren (<fr.): ⁄t begint te aveseerən (Meldert), de mindering beginnen: de mindering beginnen (Rotem), engen: ainge (Genk), e:ŋ⁄ə (s-Herenelderen), enge (Martenslinde), engen (Peer), eŋə (Zonhoven), ingen (Lanaken, ... ), èngen (Kaulille), enger maken  engə (Opitter), Franse ai van mais  ainge (Genk), intrekken: êentrekken (Ulbeek), krimpen: het befint al te krumpen (Moelingen), kroempenm? (Horn), krumpe (Dieteren, ... ), minderen: meendere (Lottum, ... ), mendere (Zichen-Zussen-Bolder), mendərə (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), menərn (Zonhoven), mindere (Afferden, ... ), mindere(n) (Obbicht, ... ), minderen (Baarlo, ... ), mindoro? (Swalmen), mindre (Beverlo), mindərə (Borgloon, ... ), mindɛrən (Lommel), mingdere (Sevenum), minjere (Genooi/Ohé, ... ), minndere(n) (Guttecoven), minneren (Helchteren, ... ), min⁄ərə (s-Herenelderen), mīndere (Gulpen), mīnderen (Heijen), mîndere (Weert), stéke mindere (Maastricht), (Werkwoord).  mindere (Neeritter), (werkwoord).  mindere (Rimburg), neen, alleen dit woord!  mindere (Posterholt), mindereren: minereeren (Bilzen), opkorten: op te korten (Reppel), ⁄t koͅrt oͅp (Wijchmaal), over de helft zijn: ⁄t is ø͂ver de hälf (Mettekoven), samenbreien: samenbreien (Baarlo), samenpakken: same pakke (Valkenburg), steken laten vallen: stēkə lḁtə valə (Leopoldsburg), verminderen: steek verminneren (Spalbeek), vermindere (Landen), verminderen (Heers, ... ), vərmeͅndərə (Herk-de-Stad), vermindereren: verminereeren (Bilzen), weiniger chique maken: wèneger chtiëk make (Remersdaal) Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? [ZND 31 (1939)] || Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)] || minderen [SGV (1914)] || minderen (breiterm) III-1-3