e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
minnares aanhoudster: aa.n(h)aa.gster (Hasselt), aanhaagster (Hoensbroek), ao.ën(h)aagster (Zonhoven (minnare), ein aanhawtster (Bree), oanhaagster (Eigenbilzen), oanààtster (Sint-Truiden), zen aan(h)auwster (Stokkem), ⁄n aonhaagster (Bilzen), cf. VD s.v. "concubine"= bijzit; cf. VD s.v. "bijzit"= vrouw waarmee een man buiten huwelijk in min of meer vaste verhouding leeft en omgang heeft  aanhauwster (Lommel), ander wijf: e aander wief (Maastricht), ein anger wief (Melick), bedpongel: Uitspraak: "Klaar (nicolaas) heet ein gooi boorin, mèr Giel (michael) heet mieë zoeë ei bèdwief"(dit heeft natuurlijk niets met concubinaat te maken). Als hier vroeger een vrouw samenhokte met een man of weduwnaar zonder er mee getrouwd te zijn, gingen de jongelui "dèn ezeldrieve". Er werd met olie en kalk een ezel op de muur geklad, die er nooit meer afging. Dan was er ketelmuziek tot diep in de nacht met veel vernielingen. Het was een echt onbeschaafd heidens gedoe.  bèdpôngel (Ell), bijslaap: ene biesjloap (Susteren), bijvrouw: un bievrouw (Klimmen, ... ), bijwijf: beejwief (Baarlo), bejwief (Baarlo), biejwief (Thorn), biewief (Echt/Gebroek, ... ), bijwijf (Eys), n biejwief (Klimmen, ... ), bijzit: beijezit (Heers), beizit (Zonhoven), bi-j zit (Mechelen-aan-de-Maas), bi-jzit (Bree, ... ), bie-zit (Schimmert, ... ), biejzit (Bocholt, ... ), biezit (Lutterade, ... ), bijzit (Achel, ... ), biêzit (Ophoven), bèèzit (Sint-Truiden, ... ), béézit (Loksbergen), ein bi-jzit (Bree), en bajzit (Tongeren), en beejzit (Panningen), un biëzit (Meerssen, ... ), ⁄n beizit (Helden/Everlo), ⁄n bie-zit (Schimmert), ⁄n biezit (Maasbracht), bijzitje: biezitje (Ell), concubine: concubine (Maastricht), kŏngkebieng (Nieuwenhagen, ... ), n concubien (Gulpen), ən ko͂kübin (Montzen), die ander: die ânder (Oirlo), een ander: `n anger bi-j zich (Eisden), hoe hièt ⁄n aander (Bilzen), n anger (Montfort), ən andər (Meijel), flos: floes (Broeksittard), ing flōēs (Nieuwenhagen, ... ), n floes (Klimmen, ... ), ⁄n flōēs (Klimmen), (eig.: slet).  ene flūūs (Noorbeek), flots: floetsj (Schinveld), ⁄n flŏĕtsj (Klimmen), flotsmadam: ⁄n flŏĕtsjmedam (Klimmen), fluit: ene flēūt (Noorbeek), n fluit (Klimmen, ... ), ⁄n fluit (Boekend), gek wijf: e gek wief (Guttecoven), gezelschapsdame: n gezelsjapsdame (Klimmen, ... ), heet wijf: n heit wief (Klimmen, ... ), het wijf: et wief (Tienray), hoddelswijf: n hoddelswief (Klimmen, ... ), hoer: en hóór (Panningen), hoer (Obbicht, ... ), n hoor (Klimmen, ... ), De aparte naam is mij onbekend; misschien is de algemene naam (= hoer) van toepassing.  hoor (Meerssen), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  hoor ? (Bleijerheide), houder: houër (Sittard), klatter: klatter (Tongeren), loeder: loeder (Sittard), maintene: (maintenée; concubine)  mentenee (Maastricht), poefwijf: n poofwief (Meijel), rammel: en rammel (Panningen), slet: slet (Obbicht), tweede vrouw: tweede vrouw (Waubach, ... ), vriendin: n vrundin (Klimmen, ... ), vri-jndin (Bree), vrouw die vreemd gaat: ing vrouw die "vrèèm"gee.t (Waubach), vrouwmens erbij: vroumesj derbie (Grevenbicht/Papenhoven), zijn teef: z`n teef (Jeuk) aanhoudster (minnares) || bijzit || bijzit, minnares || concubine [N 37 (1971)] || een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)] || minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 115 (2003)] || minnares || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 115 (2003)] III-2-2