e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ovendeur deksel: deksel (Amstenrade, ... ), dęksǝl (Neeritter, ... ), dɛksǝl (Kuringen, ... ), deksel van een oven: dɛksǝl van nǝn ōvǝ (Houthalen), deur: deur (Tegelen, ... ), dȳr (Heerlen, ... ), dø̄r (Heythuysen), deur van de oven: dø̄r van dǝn ǭvǝ (Susteren), deurtje: dȳrkǝ (Eys, ... ), dȳršǝ (Kerkrade), dørkǝ (Arcen), dø̄rkǝ (Belfeld, ... ), dø̜̄rkǝ (Eijsden), ijzeren deurtje: īzǝrǝ dø̄rkǝ (Heugem), ijzeren plaat: īzǝrǝ plāt (Kaalheide), inschietdeur: %%meervoud%%  inschidø̄jǝrǝn (Lommel), kettingdeur: kɛtengdøjǝr (Lommel), kijkgat: kīkgāt (Maastricht), klep: klep (Maastricht), muildeur: māldø̄r (Bevingen, ... ), muur van het uitloopgat: mȳr van ǝt˱ ytlǭp˲gat (Ottersum), ovendek: ovendek (As, ... ), ōvǝndɛk (Kleine-Brogel), ovendeksel: huvǝndęksǝl (Munsterbilzen), hōvǝndęksǝl (Herk-de-Stad, ... ), ovendeksel (Gotem, ... ), ōvǝdęksǝl (Beverst), ǫǝvǝdęksǝl (Rekem), ovendeur: hōvǝdø̄r (Neerpelt), hūvedȳr (Bocholt), oavǝdȳr (Voerendaal), oavǝdø̜ǝr (Gulpen), ojvǝdør (Mal), ovendeur (Heers, ... ), ē̜vǝdȳr (Nuth), ō.vǝndø̄.r (Panningen), ōvǝdȳr (Koningsbosch), ōvǝdø̄r (Helden, ... ), ūvǝdȳr (Maaseik), ūǝvǝdīǝr (Bilzen), ǫǝvǝdø̄r (Stein), ǭvǝdȳr (Brunssum), ǭvǝdø̄̄r (Ottersum), ǭvǝdęjǝr (Beverst), ǭvǝdǝr (Herten, ... ), ǭvǝndø̄r (Geleen), ovendeurtje: uvędīrkǝ (Genk), ōvǝdørkǝ (Meijel), ōvǝdø̄rkǝ (Maastricht), ǫwvǝdȳrkǝ (Rumpen), ǭvǝdørkǝ (Jabeek), ovengat: ǭvǝgāt (Heythuysen), ovenklep: hōvǝklɛp (Rothem), ōvǝklɛp (Ulestraten), ovenluik: ǭvǝlū.k (Sittard), ovenplaat: ovenplaat (Hamont), ōvǝplāt (Tungelroy), ōvǝplǭt (Lanaken), ǭvǝplāt (Susteren), ǭvǝsplāt (Geulle, ... ), ovenscheel: hōvǝnsxiɛl (Zolder), hōvǝnsxēl (Kleine-Brogel), hōvǝnsxēǝl (Kleine-Brogel), hōvǝsxēl (Eksel), ovenscheel (As, ... ), ōvǝnsxēǝl (Overpelt), ōvǝnšē̜l (Ophoven), ōvǝnšęɛl (Neeroeteren), ovenscheel met handvat: ovenscheel met handvat (Hamont), ovensdeur: ōvǝntsdȳǝr (Bleijerheide), ōvǝsdø̄r (Cadier), ōǝvǝsdø̄r (Wittem), ǭvǝntsdȳr (Kerkrade), ǭvǝsdø̄r (Blerick), ǭvǝsdø̄ǝr (Noorbeek), ≈èǝvǝsdø̄r (Beek), ovenstopsel: hø̄vǝstɛpsǝl (Genk), ovenstopsel (Munsterbilzen), plaat: plǭt (Oost-Maarland), plaat van het uitloopgat: plǭt ˲van ǝt˱ ytlǭp˲gat (Ottersum), randdeur: raŋdø̄̄r (Tegelen  [(achter in de oven waardoor de potten in de oven werden gebracht)]  ), scheel: scheel (Helchteren), stop: štop (Gronsveld), stopsel: stopsel (Mopertingen, ... ), støpsǝl (Riksingen), stø̜psǝl (Maaseik), voorzetsel: voorzetsel (Val-Meer), vuurdeur: vȳǝrdȳǝr (Schinveld) De stenen afsluitdeur die met slechte leem in de oveningang, of zoals in L 163 en L 270 in het inzetgat, werd gemetseld. In L 270 werd de oven met ijzeren deuren afgesloten. [N 49, 74b; monogr.] || Het deurtje kan van ijzer zijn of van hout. De houten vormen zijn in de regel ouder. De informant van L 289b zegt dat deze sluiting een plank met een natte zak kan zijn die met een lat of paal tegen de opening van de oven wordt gezet. De woordtypen "stop", "stopsel", "ovenstopsel" wijzen heel waarschijnlijk op een bepaalde vorm vaan dichten. Zo vermeldt Weyns (blz. 27) dat in Oost-Vlaanderen de deur hier en daar een houten blok, 15 cm dik, is dat, voor de gevulde oven geplaatst, met leem, modder, soms zelfs met koedrek gemengd met aarde, wordt dichtgesmeerd. [N 29, 2b; N 29, 2a; OB 2, 3b; OB 2, 3a; monogr.] II-1, II-8