e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoenveter lacet (fr.): Ook "stattel".  lasɛ.ij (Wellen), lus: lussen (Dilsen), nastel: nassel (Eksel), nastel (Lommel), nastəl (Eksel, ... ), nāstəl (Hamont), meervoud: neestel  nastəl (Achel), ndl. nestel, ohd. nestila (= band, haarband), een l-afleiding van een mhd. ww. nesten (= vastbinden verwant met net (= visnet). Buiten het germ.: lat. nassa (= fuik), nodus (= knoop). Zie P.A.F. van Veen, Etymologisch Woordenboek. Van Dale Lexicografie, Utrecht, 1989: nestel.  naastel (Achel, ... ), nestel: nessel (Beringen, ... ), nestel (Beringen, ... ), nestəl (Borlo, ... ), nesəl (Beringen, ... ), nĕstəl (Sint-Truiden), neͅstel (Halen), neͅstəl (Beringen, ... ), neͅsəl (Beringen, ... ), nissel (Mielen-boven-Aalst), nistel (Bree, ... ), nistels (Stevensweert), nistəl (As, ... ), nisəl (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), nèsel (Beverlo), nèssel (Beringen, ... ), nəsəl (Linkhout), nɛstəl (Eksel), nɛsəl (Paal), B.v. Dao geit mich de nistel van de sjoonsreem.  nistel (Roermond), b.v. ne rijjstartel zónder -. [!]  nèstel (Maastricht), De stattels zijn breed. De nestels zijn smaller.  nestels (Jeuk), Jongeren.  nèstel (Zonhoven), Ss. schoennistel. NB p. 704: veter, zie NISTEL.  nestəl (Meeswijk), Uit draad.  nistel (Velm), Uit nestel, nastel; mhd. nhd. en mnd. nestel. WNT IX, Kol. 1858.  neͅsəl (Lommel), nesteltje: nisəlkə (Herk-de-Stad), riem: lɛ̄rə rēm (Montzen), reem (Heerlen, ... ), rēm (Montzen), rie.m (Gennep), riem (Venray, ... ), rīēm (Meerlo, ... ), rijgnastel: rienastel (Boeket/Heisterstraat, ... ), rijnaasels (Meijel, ... ), rijgriem: riereem (Roermond, ... ), riereim (Einighausen, ... ), NB II. riej(-), z. rijg (p. 245, ss).  riejreem (Roermond), NB rieë: (1) rijden, (2) rijgen. Zie ook riesjtartel.  riereim (Sittard), rijgstaart: riegschtért (Nuth/Aalbeek), rijgstaartel: re:jstartəl (Opgrimbie), reestartel (Maastricht), reigstartel (Wijk), reisjtartel (Borgharen, ... ), reistartel (Caberg, ... ), rejstartəl (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), rejstartələ (Eisden), ri-jstartel (Boorsem, ... ), ri-jstartəl (Mechelen-aan-de-Maas), rie-startel (Geulle), rie-stârtel (Schimmert), riej sjartel (Schimmert), riejsjartel (Ulestraten), riejsjtartel (Mheer), rieschtartel (Valkenburg), riesjtartel (Lutterade, ... ), riestartel (Amby, ... ), rijjstartel (Maastricht, ... ), rijsjartel (Maastricht), rijsjtartel (Eijsden, ... ), rijsjtartul (Mesch), rijsstartel (Oost-Maarland), rijstartel (Maastricht), rijstartəl (Rekem), rĭĕsjtartel (Klimmen), rysjtertel (Gronsveld), réjstàrtəl (Rekem), ríjstartəl (Mechelen-aan-de-Maas), rɛi-jstartəl (Boorsem), rɛistatəl (Vroenhoven), rɛjstartəl (Maastricht), Kil. stertel ligula.  rieschartel (Valkenburg), Kil. stertel, steertel ligula. WNT: staartel.  re:jstartəl (Meeswijk), Korte <ij>.  rijstartel (Lanaken), NB rieë: (1) rijden, (2) rijgen. Zie ook riereim.  riesjtartel (Sittard), Oud.  ri.xṣtartələ (Schinnen, ... ), Rijjstartel < rijj (rijg van rijgen) + startel (verkl. van start, AN staart).  rijjstartel (Maastricht), voor zondagsschoen  riestartel (Geulle), schoennastel: sXunastəl (Hamont), sXuənastəl (Neerpelt), schoennestel: schoennestel (Beverlo, ... ), schoennèsel (Beverlo), sXōənestəl (Kaulille), sXuneͅstəl (Beverlo), sxūneͅsəl (Houthalen), šoonestəl (Bocholt), schoenriem: laere schoonréém (Maasbree), schoenrie.m (Gennep), schoenriem (Oirlo, ... ), schoenrīēm (Oirlo), schoonreem (Boekend, ... ), schoonreeme (Hout-Blerick), schoonréém (Maasbree), schōēnriem (Meerlo, ... ), sjoenreem (Posterholt), sjoenrie:m (Meijel), sjoenriehm (Meijel), sjoenriem (Meijel, ... ), sjoonreem (Baarlo, ... ), sjoonreeme (Roermond), sjoonrēējmə (Roggel), sjoonrīm (Panningen), sjōōnreem (Roermond), sjtoffə sjoonreejmə (Roggel), sjóonreem (Herten (bij Roermond), ... ), šunrīm (Meijel, ... ), [.]: "n"/ "r"? (moeilijk leesbaar).  schoo[.} reem (Sevenum), Sub riem.  schōēnrīēm (Meerlo, ... ), schoensbindel: sjongsbingel (Kerkrade), schoensriem: ([lɛ̄rə šonsrēm}) (Montzen), ([šonsrēm}) (Montzen), läere sjongsreem (Bleijerheide), schjoonsreem (Heerlerheide, ... ), schongsreem (Nieuwenhagen), schoons-reem (Brunssum), schoonsreem (Blerick, ... ), schŏnsré:m (Montzen), sjoensreem (Oirsbeek), sjongsreem (Bleijerheide, ... ), sjoonsreem (Amstenrade, ... ), sjoonsreeme (Lutterade), sjoonsreim (Sittard), sjoōnsreim (Einighausen), sjouwnsreim (Sittard), sjōōnsreem (Mechelen), šŏŋsrēm (Vaals), šoͅnsrēm (Teuven), Nieuwer.  ṣo.nsre:m (Schinnen, ... ), voor weekse schoenen  sjoonsreeme (Geulle), Zie het oudere riejsjtartel. vgl. p. 387: sjounsreim.  sjoonsreim (Sittard), schoenstaartel: sjoehnstartel (Genk), sjoenstattel (Hoeselt), šunstätəl (Romershoven), ṣūənstartəl (Genk), [shue = mv., rk]  shuestattel (Mopertingen), schoeriem: sjoereem (Haelen, ... ), staartel: laere stattel (Bilzen), sjartel (Zonhoven), sta.təl (Tongeren), startel (Genk, ... ), startəl (Hasselt, ... ), statel (Kuringen, ... ), stateͅl (Koninksem), stattel (Bilzen, ... ), stattəl (Heers, ... ), statəl (Bommershoven, ... ), stettel (Beringen), steͅrtəl (Boekt/Heikant), stàttel (Sint-Truiden), státəl (Ketsingen), stâttel (Wellen), stätəl (Rosmeer), stèrtel (Boekt/Heikant), De stattels zijn breed. De nestels zijn smaller.  stattels (Jeuk), Et. Kil. stertel, afl. van staart.  stättel (Tongeren), Et.: staart + suffix -el (?). Zie ook afb. p.497.  startel (Hasselt), Kil. steertel, stertel: ligula.  statəl (Niel-bij-St.-Truiden), Ook "stattel".  stattel (Wellen), sjoehnstartel.  startel (Genk), Uit leder.  stattel (Velm), WBD: Waremme.  stattel (Waasmont (WBD)), z. ook o. veter. Zie ook afb. p.447.  startel (Zonhoven), veter: (veter) (Bleijerheide), feeter (Gennep, ... ), feetər (Milsbeek), léérə feetər (Milsbeek), vēͅətər (Lozen) (lederen) veter || (schoen)veter || **nestel: veter || *startel: veter || 1. riem; 2. veter || [rijjstartel*]: (rijg)veter || Een niet leren koordje? [N 60 (1973)] || Het leren koordje waarmee men de schoenen dichtrijgt? [N 60 (1973)] || lacet: rijgsnoer, veter || nestel || Nestel (van den schoen; fr. lacet). [ZND 05 (1924)] || nestel (van een schoen) [ZND B1 (1940sq)] || nestel, schoenveter || nestel, veter || nestel: b) malie aan de veter || nestel: veter || riem: b) schoenveter || rijgveter || schoenveter || schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] || schoenveter, alle middelen om schoenen dicht te rijgen || schoenveter, rijgveter || veter || veter (staartel) || veter, nestel || vetleren schoenveter III-1-3