e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sponningschaaf boorschaaf: bōršāf (Dilsen), bǭrsxāf (Ottersum), bǭršāf (Posterholt, ... ), diepteschaaf: dēptǝšāf (Geulle), glasploeg: glāsplōx (Stein), grove rabatschaaf: grǭf rābatšāf (Sint Odilienberg), lange sponningschaaf: laŋǝ sponeŋsxāf (Venlo), rabatschaaf: rabatschaaf (Zonhoven), rabatsxāf (Venlo), rabatsxǭf (Tessenderlo), rabatšā.f (Sittard), rabatšāf (Buchten, ... ), rabatšǭf (Bilzen, ... ), rābatšāf (Tungelroy), rǝbatsxǭf (Leopoldsburg), rǝbatš ̇āf (Roermond), rǝbatšāf (Neer), rǝbatšē̜f (Neer), rǝbatšǭf (Gronsveld), sponningreischaaf: sponeŋrejsxāf (Ottersum), sponningschaaf: spǫneŋšāf (Geulle), špuneŋšāf (Oirsbeek), špǫneŋšāf (Heel, ... ), špǫneŋšǭf (Gronsveld), sponschaaf: šponšāf (Limbricht), spundhobel: špoŋkhubǝl (Bleijerheide) De smalle schaaf die gebruikt wordt om sponningen te steken of te verdiepen. Zie ook afb. 39. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de sponningschaaf. Zo kan de breedte van de zool en beitel variëren en is er bij sommige modellen een breedte- en eventueel ook een dieptegeleider aangebracht. Zie ook het volgende lemma. De sponningschaaf zonder geleider wordt doorgaans boorschaaf genoemd. Hij wordt gebruikt om reeds geschaafde sponningen te vergroten of te verdiepen. [N 53, 63a-b; N 53, 64; N 53, 66; N G, 37a; monogr.] II-12