e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trede ijzer: ē̜i̯zǝr (Peer), marche-pied (fr.): maršpi̯ē (Thorn), maržǝpi̯ēm (Wintershoven), maspi̯ē (Tessenderlo), opstap: opstap (Tungelroy), opštap (Klimmen, ... ), opstapje: opsjtepke (Schimmert), opštɛpkǝ (Schimmert), opstaptrede: opštaptręi̯t (Tegelen), optrede: optrēi̯ (Buchten), optrē̜ (Hoensbroek), optrɛ̄i̯ (Tegelen), pedaal: pedaal (Maastricht), spoeletrede: spōlǝtręjǝ (Sevenum), spoeltrap: spōltrap (Sevenum), trap: trap (Alken, ... ), trāp (Neeroeteren), tręp (Neeritter), trapijzer: trap˱īzǝr (Opglabbeek), trapje: trêpke (Schimmert), trępkǝ (Hoeselt  [(vroeger bij de mulderskar)]  , ... ), trɛpkǝ (Schaesberg, ... ), trapper: trapǝr (Boekend, ... ), trappetrede: trapǝtrēǝ (Hoensbroek), traptrede: (trap)traej (Boekend), trap-trèèë (Helden/Everlo), traptraej (Swalmen, ... ), traptrēj (Castenray, ... ), traptrēǝ (Hoensbroek), traptrē̜j (Boekend, ... ), tred: trei̯ǝt (Zolder), treǝt (Wellen), triǝt (Hasselt, ... ), trēi̯ǝt (Rummen, ... ), trēt (Heerlerheide, ... ), trē̜t (Ell, ... ), tręi̯.t (Valkenburg  [(mv trēi̯)]  ), tręt (Teuven), trɛt (Velden  [(mv tręi̯)]  ), trɛ̄t (Baarlo  [(mv trēi̯)]  , ... ), trede: trae (Klimmen, ... ), traej (Echt/Gebroek, ... ), traeje (Reuver), treaje (Blerick), trede (Obbicht), tree (Jeuk, ... ), treej (Lutterade), treeͅ (Houthalen), trei (Meerlo, ... ), treij (Meijel, ... ), treje (Ophoven), tret (Bleijerheide, ... ), trēēj (Schimmert), trēͅi̯ (Lanklaar, ... ), trĕj (Maastricht), treͅi̯ (Lanklaar), triǝj (Castenray, ... ), trähe (Guttecoven), trè (Hoeselt), trèe (Gulpen), trèj (Arcen, ... ), trèè (Waubach), trèèj (Gruitrode, ... ), tré (Kwaadmechelen), trééj (As, ... ), trêj (Buchten), trē (Beringen, ... ), trēi̯ (Eisden, ... ), trēj (Lutterade, ... ), trēt (Houthalen), trē̜ (Gelieren Bret, ... ), trē̜.ǝ (Oirsbeek), trē̜i̯ (Buchten, ... ), trē̜j (Altweert, ... ), trē̜t (Bilzen, ... ), trē̜ǝ (Geulle, ... ), trę (Eigenbilzen, ... ), tręi̯ (Gennep, ... ), tręj (Arcen, ... ), trɛi̯ (Achel, ... ), trɛj (Montfort), trɛ̄ (Klimmen, ... ), trɛ̄i̯ (Blerick, ... ), tr‧ɛi̯ (Montfort), tr‧ɛ̄j (Kinrooi), (mv)  triǝr (Lummen), trēi̯ǝr (Opglabbeek), trē̜i̯ǝr (Bocholt, ... ), tręi̯ǝr (Middelaar, ... ), trɛi̯dǝr (Gelinden, ... ), 2 treeje  treej (Oirlo), [in de verbinding met rangtelwoorden, trèèd]  trè (Eigenbilzen), ai uitspraak: Frans maitre  traij (Ell), ook meervoud trae  trae (Klimmen), spelling als in het duitse währe  trä (Vlodrop), traeje (mv)  traej (Herten (bij Roermond)), tredebred: trēǝbręt (Hoensbroek), tredeplankje: tręjplē̜ŋkskǝ (Ottersum), treder: trē̜jǝr (Altweert, ... ), tree: trē (Tessenderlo), tree-ijzer: trei̯īzǝr (Montfort), treed: trēt (Geulle), trē̜t (Ell, ... ), tręt (Neeritter, ... ), trɛ̄t (Zutendaal), treedbred: tret˱bręt (Bleijerheide), treeplank: trē̜plaŋk (Guttecoven, ... ), trē̜plāŋk (Ulestraten), treeplankje: trē̜plęŋkškǝ (Klimmen), treetrap: trētrap (Berverlo), trengel: trɛŋǝl (Kwaadmechelen), trid: tret (America, ... ), trit (Gronsveld, ... ), voet: vuwt (Jeuk), vuǝt (Stevoort), vōt (Mechelen, ... ), vūt (Borgloon, ... ), voetenplankje: vōtǝplɛŋkskǝ (Sevenum), voetijzer: vut˱iǝzer (Overpelt), voetje: vetšǝ (Bilzen), vytjǝ (Borgloon), vytšǝ (Wellen), voetsteun: vōtštø̄n (Klimmen), voettrap: vōttrap (Noorbeek), voortreden: vōrtrēi̯ (Grathem), wendeltrede: weŋǝltret (Bleijerheide), wip: wøp (Tungelroy), zoldertrap: zollertrap (Meeuwen) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] || Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.] || Het pedaal van een spinnewiel. Door het trappen op het pedaal met één of met beide voeten kan men het drijfwiel met behulp van de koppelstang doen draaien (Grothe, pag. 283-284). [N 34, B1; monogr.] I-13, II-7, II-9, III-2-1