18311 |
uitneembaar frontje |
avantje (<fr.):
aəvākə (Q002p Hasselt),
bandje:
Van bândj.
beintje (L318b Tungelroy),
bavetje (<fr.):
[vgl. Fr. bavette]
bavetsje (L312p Neerpelt),
bef:
bèf (L246p Horst, ...
L246p Horst,
L216p Oirlo,
L216p Oirlo),
befje:
bef-ke (Q039p Hoensbroek),
befje (Q121c Bleijerheide, ...
Q112a Heerlerheide),
befke (L269b Boekend, ...
L269b Boekend,
Q096a Borgharen,
L381p Echt/Gebroek,
L290a Egchel,
L320a Ell,
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek,
Q111p Klimmen,
L332p Maasniel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
Q022p Munstergeleen,
L322a Nunhem,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L329p Roermond,
Q020p Sittard,
L318b Tungelroy,
L210p Venray),
bèfke (L430p Einighausen),
béfke (Q111p Klimmen),
boezem:
buzəm (P218p Borlo),
borst:
borst (L321p Neeritter),
borstje:
boske (Q071p Diepenbeek),
börske (Q104p Wijk),
børskə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
bərstjə (L422p Lanklaar),
borstlap:
boslap (Q071p Diepenbeek),
boslep (Q071p Diepenbeek),
chemisetje (<fr.):
[vgl. Fr. chemisette]
chemisetje (L289p Weert),
Vgl. WBD III, 1.3: bef, chemisette (fr.)-tje, sammezetje.
sammezetje (L321p Neeritter),
col (fr.):
ko͂ͅl (P055p Kermt),
koͅl (K358p Beringen),
kòl (K358p Beringen),
colletje (<fr.):
koͅləkə (P174p Velm),
devant (fr.):
(Fr.)
devant (K317p Leopoldsburg),
devant
dəva͂ (K317p Leopoldsburg),
Ook voorstuk [vö:rstük].
dəvo͂ (Q188p Kanne),
devantje (<fr.):
dəva͂kə (Q158p Riksingen),
dəva͂’ə (K314p Kwaadmechelen),
dəvo͂kə (Q076p Romershoven),
dəvónšə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
#NAME?
dəva͂kə (K361a Boekt/Heikant),
<Fr. devant
dəvá͂kə (K361a Boekt/Heikant),
fronjel:
[sic]
frondjel [froͅnžəl} (Q077p Hoeselt),
front:
front (Q039p Hoensbroek),
froont (Q193p Gronsveld),
vroeger gebruikt
front (L270p Tegelen),
zei men vroeger
front (L270p Tegelen),
frontenhemd:
frontehemme (Q121p Kerkrade),
frontje:
frontje (Q117p Nieuwenhagen),
fruntje (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L326p Grathem,
L330p Herten (bij Roermond),
L269a Hout-Blerick,
L269a Hout-Blerick,
Q111p Klimmen,
L265p Meijel,
Q032a Puth,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
Q098p Schimmert,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
Q020p Sittard,
L271p Venlo,
Q104p Wijk),
fruntsje (Q095p Maastricht, ...
Q099p Meerssen,
Q097p Ulestraten,
Q104p Wijk),
fróntje (L329p Roermond),
fröntje (Q035p Brunssum, ...
L378p Stevensweert),
Cfr. ook par. 34: De Kleding, p. 443.
frôntje (L330p Herten (bij Roermond)),
er staat een vraagteken bij
fruntje (L265p Meijel),
vroeger gebruikt
fruntje (L270p Tegelen),
zei men vroeger
fruntje (L270p Tegelen),
giletje (<fr.):
sjelééke (L322p Haelen),
gimp:
gēͅm (L416p Opglabbeek),
(gimpe) [sic]
žeͅp (K353p Tessenderlo),
cfr. iehverhimme.
gemp (Q003p Genk),
Fr. gimpe; informant plaatst zelf een vraagteken bij deze opgave. [WNT: gimp, Hd. gimpe en gimpf. 1) Eene soort van passement draad met gekleurde zijde omsponnen; 2) Een boordsel of belegsel, van gimp vervaardigd.]
(ziemp?) (Q162p Tongeren),
Fr. guimp.
gēͅmp (L424p Meeswijk),
WNT: gimp, 1) Eene soort van passement: draad met gekleurde zijde omsponnen.
gemp (K357p Paal),
gɛmp (K357p Paal),
gimpje:
(gemke?) (L325p Horn),
WNT: gimp, 1) Eene soort van passement: draad met gekleurde zijde omsponnen.
gaimke (L329p Roermond),
hals:
hous (Q038p Amstenrade),
halsbandje:
halsbentsjə (L286p Hamont),
halsje:
huiske (Q101p Valkenburg),
insatz (du.):
insats (Q204a Mechelen),
inzetje:
[sic]
izestke (Q204a Mechelen),
inzetseltje:
inzetselke (Q020p Sittard),
moeilijk leesbaar
iselske (Q035p Brunssum),
jabot (fr.):
žabo (P176p Sint-Truiden),
[sic]
sjeboot (Q104p Wijk),
jabotje (<fr.):
[sic]
sjabooke (L269b Boekend),
šabokə (L420p Rotem),
kazavekje:
kassevèkske (Q095p Maastricht),
klein borstje:
klein börstje (L321p Neeritter),
kraag:
kraag (L372p Maaseik, ...
Q080p Vliermaal),
kraagje:
krēͅjskə (L360p Bree),
krègske (K278p Lommel),
lijfje:
lefkə (L210p Venray),
leͅfke (P048p Halen),
overgooier:
ouvərgujər (P050p Herk-de-Stad),
plasje:
[sic]
plaske (Q012p Rekem),
plastron (fr.):
plastron (Q156p Borgloon, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q198p Eijsden,
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q196p Mheer,
Q177p Millen,
Q096c Neerharen,
L368p Neeroeteren,
Q198b Oost-Maarland,
L420p Rotem,
P176p Sint-Truiden,
Q015p Stein,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
Q178p Val-Meer,
L289p Weert,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
plastrōͅ (Q002p Hasselt),
plastro͂ (P222p Opheers),
plastroͅn (L317p Bocholt, ...
Q007p Eisden,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
plástro (Q162p Tongeren),
plastronnetje (<fr.):
plastroͅnneke (L316p Kaulille),
plastruntje (L271p Venlo),
platstuk:
WNT: plat (III), ss. platstuk, 3. Gewestelijk (hier en daar in Z.-Ndl.) als naam voor de beide schouderstukken van een kiel of hemd, van achteren tegen elkaaar genaaid.
platstuk (L353p Eksel),
stukje:
sjtèùkske (L387p Posterholt),
tres (<fr.):
Van Dale: tres, 1. boordsel of oplegsel van gevlochten goud- of zilverdraad of zijde.
treͅs (L282p Achel),
vestje:
vesche (Q117p Nieuwenhagen),
vesje (Q121c Bleijerheide, ...
L290a Egchel,
L270p Tegelen,
L271p Venlo),
veske (Q113p Heerlen, ...
Q098p Schimmert),
vestje (L295p Baarlo, ...
L321a Ittervoort,
Q030p Schinveld),
vestjə (Q015p Stein),
veͅske (P055p Kermt),
voorhemdje:
vuurhemsje (Q121p Kerkrade),
voorste, het -:
vø͂ͅjəštə (Q209p Teuven),
voorstuk:
Sub devant. Ook voorstuk [vö:rstük].
vö:rstük (Q188p Kanne)
|
borstlap met strik op de rug vastgebonden || devant: voorstuk || front || frontje || frontje (halfhemdje met gesteven voorkant en knoopsgaatjes voor bevestiging van boord) || frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] || gesteven borstlap || herenkledingstuk, los gesteven linnen borststuk onder de opening van het vest gedragen, met of zonder halsboord || kanten borstlapje door vrouwen gedragen || voorpand van een overhemd
III-1-3
|