e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaatdoek afwasdoek: de doek waarmee afgewaasen wordt, dus nat is, is de ~  āfwɛš˂doͅu̯k (Nieuwstadt), bonensletje: boͅu̯nəsleͅtjə (Oirlo), handdoek: hant˂dōk (Blerick, ... ), moessletje: mussleͅtjə (Oirlo), potdoek: potdook (Maastricht), potdoo’k (Waubach), pot˂dōk (Heer), poͅt˂dox (Bleijerheide, ... ), poͅt˂dōk (Berg-en-Terblijt, ... ), haol de potdook oet ¯t keukensje en veeg ¯m de unnesajs van ze geziech  potdook (Maastricht), schôtelplak waarmee men wast  potdook (Valkenburg), schotel: lap voor de afwas  sjotelplak (Sittard), schoteldoek: sxotəlduk (Hamont, ... ), sxotəldūk (Griendtsveen), sxō.təldōk (Boshoven, ... ), sxuətəldōk (Altweert, ... ), šotəldōk (Susteren), šōtəldōk (As), schotelenplag: hiermee wordt afgewassen  schoteleplak (Geleen), schotelplag: schotelplak (Valkenburg), sjotelplak (Maastricht), sjoëtelplak (Gronsveld), sjutelplagk (As, ... ), sxō.təlplak (Boshoven, ... ), sxōtəlplak (Gruitrode), sxuətəlplak (Altweert, ... ), sxūtəlplaq (Bocholt), šetəlplax (Martenslinde), šeͅtəlplax (Beverst), šotəlplak (Montzen, ... ), šō.təlplak (Maastricht), šōtəlplag (Kinrooi), šōtəlplak (Welkenraedt), šōtəlplaq (Tungelroy), šōətəlplak (Kanne), šōͅtəlplak (Rekem), šoͅtəlplak (Eupen), šø&#x0304təlplax (Hoeselt), šøteͅlplak (Koninksem), Dae haet ?n moel wie ?ne sjootelsplak: dat is een vuilbek  sjootelplak (Sittard), Mèt ¯nen awwe vèttige sjotelplak de teleure zuver make  sjotelplak (Maastricht), Uen sjùttëlplàk, al rónd(úm) zënë nàk  sjùttëlplàk (Tongeren), schotelslat: schottelslat (Wellen), sxotəlslat (Heers), šoatəlslat (Wellen), schotelslet: schootul slet (America), schôttelslet (Venlo), sxotəlsleͅt (Afferden, ... ), sxotəlslɛt (Gennep, ... ), sxō.təlslɛt (Boshoven, ... ), sxōtəlsleͅt (Grubbenvorst, ... ), sxōtəlslɛt (Sint-Huibrechts-Lille), sxoͅtəlsleͅt (Arcen, ... ), sxoͅtəlslɛt (Blitterswijck, ... ), sxuətəlslɛt (Altweert, ... ), šoͅtəlsleͅt (Helden/Everlo, ... ), bij het wassen  sxotəlslɛt (Maasbree), de doek die in plaats van vaatkwast vaak wordt gebruikt heet ~  sxotəlslɛt (Hout-Blerick), kleine dikke doek voor het wassen zelf  šøͅtəlšlɛt (Panningen), lap die men gebruikt bij het afwassen.  schottelslet (Middelaar), Och dat schòttelslet, da mikt zó mennig ki‰ndje net:Voordat de kinderen naar school gingen, werd dikwijls nog even met een \"vaatdoek\"door het gezicht gewreven, om het ergste vuil eraf te vegen  schòttelslet (Castenray, ... ), Verklw. schóttelsletje  schóttelslet (Venlo), schotelsplag: sjootelsplak (Geleen), sjotelsplak (Sittard), sjŏttelsplak (Waubach), sjòttelsplak (Echt/Gebroek, ... ), sjùttëlsplàk (Tongeren), sxōtəlsplak (Ophoven), šodəlsplak (Buggenum), šotəlsplak (Asenray/Maalbroek, ... ), šō.təlsplak (Opgrimbie), šōatəlsplaq (Schinveld), šōtəlsplak (Amby, ... ), šōtəlsplaq (Molenbeersel, ... ), šōətəlsplak (Doenrade, ... ), šoͅtəlsplak (Brunssum, ... ), šuotəlsplak (Rotem), šu̯atəlsplak (Klimmen), de doek waarmee wordt afgewassen  sjotelsplak (Valkenburg), Doe mós de sjóttelsplak baeter oetwasse angers geit-er sjtinke Ei gezich es \'ne sjóttelsplak  sjóttelsplak (Roermond), doek voor af te wassen  šōtəlsplak (Tungelroy), doek waarmee afgewassen wordt  šoͅdəlsplak (Stevensweert), het vuile goed afvegen  sjòttelsplak (Ransdaal), natte lap = ~  šotəlsplak (Eys), um t\\ pØØts\\  sjootəlsplak (Berg-en-Terblijt), Verklw. sjóttelspleksjke  sjóttelsplak (Heerlen), voor ruwe schoonmaak van het vaatwerk  šoͅtəlsplak (Heel), schotelsvod: šoͅtəls˃voͅt (Eys, ... ), schotelvod: scheue.telvod (Hasselt), schottəlvod (Herk-de-Stad), sjōētelvòd (Gruitrode), sjutelvod (As, ... ), sjùttëlvòd (Tongeren), sxotəlvoͅt (Halen, ... ), sxou̯təlvoͅt (Sint-Truiden), sxōtəlvoͅt (Beringen, ... ), sxōͅʔəlvoͅt (Tessenderlo), sxoͅtəlvoͅt (Gelinden), sxoͅu̯təlvót (Sint-Truiden), sxūtəlvoͅt (Neeroeteren), sxø&#x0304ə.təlvoͅt (Hasselt), šeͅtəlvoͅt (Bilzen), šōtəlvoͅt (As), šuətəlvoͅt (Genk), šu̯otəlvat (Val-Meer, ... ), šy(3)̄təlvoͅt (Meeuwen), šyətəlvoͅt (Opglabbeek), dit woord gebruikt men hier  sjōētelvòd (Opglabbeek), sj؉telvòd wordt hier ter plaatse gebruikt.  sjōētelvòd (As), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  schootelvod (Beverlo), vatendoek  šōtəlvot (Kinrooi), schotslat: šotslat (Borgloon), schrobhoddel: šruphodəl (Mechelen), slat: slat (Heusden), slet: slet (Nederweert), slɛt (Altweert, ... ), spoeldoek: špø&#x0304ldox (Bleijerheide, ... ), Verklw.sjpeuldeuksjke  sjpeuldook (Heerlen), spoellommel: špø&#x0304lluməl (Simpelveld), vaatdoek: vāt˂dōk (Gulpen, ... ), vāt˂dūk (Merselo), veegdoek: vēͅx˂duk (Gennep, ... ), vēͅx˂dūk (Gennep, ... ), wasslet: wassleͅt (Nederweert), wasslɛt (Nederweert), zanjong: zanjong (Waubach) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] || afwasdoek || afwaslap || andere soorten borstels [DC 15 (1947)] || Borstel waarmee potten en pannen gereinigd worden (borstel, schrobbertje) [N 79 (1979)] || de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] || ketel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || potdoek || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schoteldoek || schoteldoek, vaatdoek [N 02 (1960)] || schotelvod || schotelvod, afwasdoek || vaatdoek [N 02 (1960)], [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || vaatdoek voor het ruwe afwaswerk || zo vet als een vaatdoek (schoteldoek) [ZND 08 (1925)] III-2-1