e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap (ze geeft) goede natuur: gui̯ǝ natyǝr (Neerpelt), (ze heeft een) stop in de demen: stǫp en dǝ dymǝ (Val-Meer), (mv)  støp ęn dǝ dømǝ (Rummen), (ze heeft) druppeltjes aan de demen: drøpǝlkǝs an ǝ diǝmǝ (Maaseik), (ze heeft) eikels: ēkǝls (Hoensbroek), (ze heeft) kegelen: kigǝlǝ (Kerkrade), kixǝlǝ (Moresnet), (ze heeft) kegels aan de demen: kigǝls an dǝ dēmǝ (Mechelen), (ze heeft) kles aan de demen: klɛs ān ǝ dēmǝ (Nederweert  [(kles: hars)]  ), (ze heeft) krekelen aan de demen: krikǝlǝ ǭn dǝ dēmǝ (Diepenbeek, ... ), kriǝkǝlǝ ān dǝ dɛ̄mǝ (Terlinden), krēkǝlǝ ǭn dǝ dēmǝ (Schimmert), krīǝkǝlǝ ān dǝ dēmǝ (Klimmen  [(identiek met kegels)]  ), (ze heeft) krekelen aan de uier: kriǝkǝlǝ ān dǝr ø̜ǝr (Remersdaal), (ze heeft) melk: mɛlǝk ān dǝr ø̜ǝr (Oirsbeek), (ze heeft) melk in de uier: męlǝk en dǝn ūi̯ǝr (Maastricht), (ze heeft) melk in het uier: mɛlǝk en t ȳǝr (Sevenum), (ze heeft) natuur in de uier: natȳǝr ęn dǝn ø̜̄ǝr (Niel-Bij-Sint-Truiden), (ze heeft) nopjes: nø̜pkǝs (Gingelom), (ze heeft) plakken: plęk (Montfort), (ze heeft) slijm aan de tetten: slɛ̄m ān dǝ tɛtǝ (Bokrijk), (ze heeft) stopjes: støpkǝs (Hoepertingen), stø̜pkǝs (Berverlo, ... ), stēpkǝs (Eigenbilzen), stępkǝs (Meeuwen), stɛpkǝs (Hasselt), štø̜pkǝs (Montfort), (ze heeft) stopjes aan de demen: stø̜pkǝs ǝn dǝ dēmǝn (Overpelt), stępkǝs ǫn dǝ dɛmǝ (Bilzen), (ze heeft) stopjes aan de uier: stø̜pkǝs ān dǝn ēǝr (Venlo), (ze heeft) stopjes op de demen: stø̜pkǝs ǫp ǝ dīǝmǝ (Neeritter), (ze heeft) stoppen: step (Hees), stø̜p (Beverst  [(aan de demen zijn stipjes of stopjes gestold vocht merkbaar)]  ), štø̜p (Hoensbroek, ... ), (ze heeft) tappen aan de demen: tapǝ ān dǝ dēmǝ (Berverlo), (ze heeft) tippelen: tipǝlǝ (Moresnet), (ze heeft) tippelen aan de demen: tepǝlǝ ān ǝ dīǝmǝ (Neeroeteren), tipǝlǝ an dǝ dē̜mǝ (Gemmenich, ... ), tipǝlǝ ān dǝ dēmǝ (Heerlerheide, ... ), tipǝlǝ ǭn dǝ dɛ̄mǝ (Oost-Maarland), tøpǝl ǭn dǝ dø̜̄i̯mǝ (Smeermaas), tēpǝlǝ ǭn dǝ dēmǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), tīpǝlǝ an dǝ dēmǝ (Leopoldsburg), (ze heeft) tippeltjes: tēpǝlkǝs (Opglabbeek), (ze heeft) tippen: tepǝ (Moresnet), (ze heeft) top op de demen: top ǫp ˲dǝ dimǝ (Bree), (ze heeft) toppen: tøpǝ (Tongeren), (ze heeft) toppen aan de demen: tupǝ ān dǝ diǝmǝ (Baexem), (ze heeft) was aan de demen: was an dǝ dēmǝ (Afferden, ... ), was ān dǝ dēmǝ (Maasniel, ... ), was ān dǝ dīǝmǝ (Maxet), was ān ǝ dēmǝ (Herten, ... ), (ze heeft) was aan de uier: was ān dǝn ø̜̄r (Bergen), was ān dǝn ēǝr (Venlo), (ze heeft) was aan het uier: (ze heeft) was aan het uier (Afferden), was an ǝt ēr (Broekhuizen, ... ), was ān t ȳr (Roermond), was ān ǝt ȳi̯ǝr (Haelen), was ān ǝt ȳǝr (Baarlo), wās an t ēr (America), wās an ǝt iǝr (Wanssum), (ze heeft) was in de deem: was ęn dǝ dēm (Meijel, ... ), (ze heeft) witte biest aan de demen: wetǝ bis ǭn dǝ dø̜̄i̯mǝ (Smeermaas  [(de eerste moedermelk of het zog)]  ), (ze heeft) zegels: zēgǝls (Urmond), (ze heeft) zegels aan de demen: zēgǝls ān dǝ dēmǝ (Heel), zē̜gǝls ān dǝ dē̜mǝ (Puth), (ze heeft) zegels op de demen: zēgǝls dǝ dē̜mǝ (Urmond), (ze heeft) zegels op de tepels: zēgǝls dǝ tēpǝls (Weert), (ze heeft) zog: zu̯ǫk (Tongeren), (ze heeft) zwam: zwām (Oost-Maarland  [(sponsachtig vocht)]  ), (ze) drupt: drø̜pt (Herk-de-Stad), (ze) plakt: plɛktj (Weert), (ze) trekt natuur: trɛk nǝtȳr (Tongeren), de demen plakken: de dēǝmǝ plɛkǝ (Ubachsberg), de lijm loopt: dǝ lɛ̄m lypt (Koersel  [(lijm: kleverig vocht)]  ), dǝ lɛ̄m lȳpt (Paal), de zegels komen: dǝ zīgǝls kǫmǝ (Lanklaar), de zegels zijn af: dǝ zīgǝls zīn āf (Meeswijk  [(gezegd als de drachtigheid van de merrie duidelijk blijkt uit de afscheiding uit de tepels)]  ), druppelen: drøplǝ (Heerlen  [(vochtafscheiding geven)]  ), er hangt wat aan haar stopjes: dǭ haŋt wat˱ ǭn hǝr støpkǝs (Tessenderlo) Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51] I-9