e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorploeg avant-tra√øn (fr.): avãtrę̄ (Gingelom), het voorste van de ploeg: ǝt ˲vørstǝ van dǝ plox (Heusden), hoofd: hoofd (Baarlo, ... ), hø̄ ̝ǝt (Oirlo), hø̜i̯t (Maasmechelen, ... ), hūǝft (Leopoldsburg), hȳt (Koersel), hȳǝt (America, ... ), kar: kār (Bocholtz), kɛr (Neer), kop: ko ̝p (Kwaadmechelen), kǫp (Achel, ... ), kop van de ploeg: kǫp ˲van dǝ [ploeg] (Berg, ... ), losse kop: ǫsǝ kǫp (Middelaar), ploegkop: [ploeg]kǫp (Lanklaar, ... ), ploegsrullen: plōxsrølǝ (Margraten), ploegstelling: plōxstęleŋ (Ospel), ploegwagen: plōxwā.gǝ (Boukoul, ... ), rullen: rø̜lǝ (Berg), ruls: røls (Heerlen), trekstuk: trękstø̜k (Kanne), vaste kop: vãstǝ kǫp (Middelaar), voorblok: vȳǝrblǫk (Hushoven), voorkant: vø̄rkantj (Melick), voorkop: vø̄rkǫp (Brunssum), voorploeg: vør[ploeg] (Leunen, ... ), vøę̄r[ploeg] (Helden, ... ), vø̄r[ploeg] (America, ... ), vø̜r[ploeg] (Aijen, ... ), vȳr[ploeg] (Bleijerheide), voorste deel: vøstǝ diǝl (Kwaadmechelen), voorstel: vyǝrštęl (Cadier, ... ), vøę̄rstęl (Heythuysen), vø̄rstęl (Sint Pieter, ... ), voorstuk: vøę̄rstø̜k (Heythuysen), vøę̄rštøk (Cadier), vø̄rštø̜k (Tegelen), vø̜rstøk (Mook), voortrein: vørtrɛ̄i̯n (Lommel), vø̄rtrę̄i̯n (Gingelom, ... ), vø̄rtrɛ̄n (Berverlo), vø̜rtrān (Kwaadmechelen), voorwagel: vø̄rwāgǝl (Ulestraten), vø̄rwǭgǝl (Smeermaas), voorwagen: vøę̄rwãgǝ (Haelen, ... ), vø̄rwãgǝ (Beek, ... ), vȳrwān (Simpelveld), vȳǝrwãgǝ (Doenrade, ... ), wagel: wāgǝl (Maasmechelen) De voorploeg is het tweewielig voorstel van een zgn. karploeg. Behalve de veelal voor zichzelf sprekende benamingen voor deze voorkar zijn in dit lemma ook opgaven verwerkt, die hetzij een gedeelte van de voorploeg, hetzij het voorstuk van de voetploeg betreffen. Zo werd kop, hoofd, voorstel, voorkant of trekstuk opgegeven als benaming voor a) de voorkant of het opstaande deel van de voorploeg (L 244c, 268); b) het voorste gedeelte van een wentelploeg (L 295) of het mechanisme waarin de ploegboom van de wentelploeg draaibaar is verankerd (Q 162, 198b); c) het voorste gedeelte van een ploeg (K 317, 359, P 107a, Q 111, 162) of van de ploegboom (L 383), waaronder de ploegvoet of het steunwieltje zich bevindt (L 292, Q 9) en waaraan de kam bevestigd is (K 357, Q 96d, 188) of waaraan de ploeg wordt voortgetrokken (K 314, L 270, 282, 424, 429a, P 46, 51) en waar de voorbreedte geregeld wordt (Q 116). Voor de woorden hoofd, kop, kar, ploegwagen en ploegrullen, als benamingen voor andere ploegonderdelen, zie men de lemmata ploeghoofd c.a., ploegwieltje en ploegslede c.a. [N 11, 31.II.k; N 11A, 100a; monogr.] I-1