e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
schoffelen aanaarden met de hak:   sxufǝlǝ (Hamont, ... ), sxǫfǝlǝ (Grevenbicht / Papenhoven), de kaarten schudden:   de kaarte goed schuffelen (Beringen), de kaarten goed schuffelen (Paal, ... ), de kaorten schuffelen (Beverlo), de karte goet schuffelen (Zolder), de koarten goed schuffelen (Lummen), schueffelen (Kwaadmechelen), schuffele (Stal), schuffelen (Heusden, ... ), schöffelen (Heusden), sjuffele (Rekem, ... ), I, II, III. Syn. (2): óndërstêkë, sjùddë.  sjoeffëlë (Tongeren), Ontronding van WNT schuffelen, bijvorm van schoffelen. De grondbet. is schuivend voortbewegen, vgl. mnl. scheifelen verspreiden, doen uiteenspatten, uiteenjagen, mnl. schifelen vallen. Kil. schijffelen, schuyffelen, schuyffen j. schuyven, labi, prolabi (voortglijden), S. schievelen glijden, uitschuiven, Gr. Dik. sjiévele glijden, Eng. to shuffle.  schiffele (Hasselt), sch of sj?  de koarte goad schuffele (Lanaken), Sub kaart: De koart(e) woorte geschuffeld: de kaarten werden geschud.  schuffele (Beverlo), Vgl. Eng. to shuffle, Zonh. schòfele; vgl. schòfele (wieden).  schuffele (Zolder), Wie schuffelt de koart(e)?  schuffele (Beverlo), Z. ook o. schudden, (2).  schuffele (Zonhoven), Z.o. schoffelen2.  schiffele (Hasselt), heen en weer schuiven:   sjoeffele (Kerkrade), sjuffele (Hoeselt), sjūūfələ (Susteren), klaplopen:   sjoeffelen (Kesseleik), moeilijk vooruitkomen:   schoefele (Venlo), onkruidvrij maken:   šōfǝlǝ (Stramproy), schoepen van het onderslagrad:   šofǝlǝ (Aldeneik, ... ), šǫfǝlǝ (Maastricht), schoffelen, wieden met de schoffel:   skufǝlǝ (Aalst, ... ), skyfǝlǝ (Gelinden), skøfǝlǝ (Rukkelingen-Loon), sxoflǝ (Wellen), sxofǝlǝ(n) (Berbroek, ... ), sxu.fǝlǝ (Overpelt), sxuflǝ (Zepperen), sxufǝln (Kwaadmechelen), sxufǝlǝ(n) (Achel, ... ), sxyfǝlǝ (Groot-Gelmen), sxǫfǝlǝ (Beringen, ... ), šo.fǝlǝ (Bocholt, ... ), šofǝlǝ(n) (As, ... ), šu.fǝlǝ ('S-Herenelderen, ... ), šufǝlǝ(n) (Baarlo, ... ), šxofǝln (Zonhoven), šxufǝlǝ (Nieuwerkerken), šøfǝlǝ (Maasmechelen), šū.flǝ (Overrepen, ... ), šū.fǝlǝ (Bommershoven, ... ), šūfǝlǝ (Diepenbeek), šǫfǝlǝ (Buchten, ... ), schrokken:   sjóffele (Opglabbeek), slenteren:   sjoeffele (Belfeld), sloffen:   sjoeffele (Vorsen), sjoffele (Kanne), sjuu.fələ (Kelpen), sjuufele (Herten (bij Roermond)), sjuufəllə (Grevenbicht/Papenhoven), wieden met de schoffelmachine:   šofǝlǝ (Rothem), zeven met de handzeef:   šu.fǝlǝ (Martenslinde, ... ), šufǝlǝ (Berg, ... ), šōfǝlǝ (Houthem), šű.fǝlǝ (Vlijtingen) I-4, I-5, II-12, II-3, III-1-2, III-2-3, III-3-1, III-3-2