e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bont als apart kledingstuk pels: pels (Beverst) pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan zwart en blauw houwen: zwad ɛn blōu gəhoit (Beverst), zwad ɛn blōu gəhout (Beverst) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte koe met rode kop rode kop: roi̯ǝ kǫp (Beverst) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bonte koe met zwarte kop witte koe: wętǝ ku (Beverst) [N 3A, 128] I-11
boog boog: boǝx (Beverst), bu.uch (Beverst) boog [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] II-9, III-3-2
boom (alg.) boom: bou̯m (Beverst) boom [RND] III-4-3
boomgaard bogaard: bou̯gərt (Beverst), bōgət (Beverst), fruitwei: frēt[wei} (Beverst), frētwē (Beverst), fruitwei (Beverst), varkensboomgaard: verkens-bōgət (Beverst) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boomkruiper kledderkatje: Frings  kleͅdərkeͅtšə (Beverst), IPA, omgesp.  kleͅdərkeͅtšə (Beverst) boomkruiper (12,5 net een muis die tegen boomstammen opkruipt; dun krom bekje; nest in spleten en gaatjes; roep kort hoog [tiet, tiet, tiet]; zang kort tiereliertjen [N 09 (1961)] III-4-1
boomleeuwerik bosliewerk: Frings  boͅsleͅi̯weͅrk (Beverst) leeuwerik: boomleeuwerik (15 alleen in droog terrein (bijv. hei niet veel op trek; zang is heel helder, klokjesachtig [lululululu] [N 09 (1961)] III-4-1
boomstronk kont: koͅnt (Beverst) boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)] III-4-3