18864 |
zich kwaad maken |
grellig worden:
grellig waere (Q021p Geleen),
kwaad worden:
kaod waere (Q021p Geleen)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
aangeven:
aangaeve (Q021p Geleen)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
niet in orde zijn:
neet in orde zeen (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
zich niet goed voelen:
zich neet good veule (Q021p Geleen),
zich niet lekker voelen:
neet lekker veule (Q021p Geleen)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21949 |
zich rechtop houden en de krop laten opzwellen (baltsverschijnsel) |
jagen:
joege (Q021p Geleen),
opblazen:
opblaoze (Q021p Geleen)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: zich rechtop houden en de krop laten opzwellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
genere (Q021p Geleen),
zich geneere (Q021p Geleen)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19247 |
zich vergissen |
verdolen:
verdaole (Q021p Geleen),
zich verdolen:
zich verdaole (Q021p Geleen)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18201 |
zich verkleden |
omkleden:
omkleië (Q021p Geleen)
|
Hoe zegt men in uw dialekt zich verkleden, andere kleren aandoen, om b.v. in de tuin te gaan werken? Ik moet me even... [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18819 |
zich vervelen |
langweilen (du.):
langweile (Q021p Geleen),
vervelen:
vervaele (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
zich vervelen:
zich vervaele (Q021p Geleen)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
verpaft zijn:
verpafft zien (Q021p Geleen),
verwonderen:
verwŏnjere (Q021p Geleen),
zich wonderen:
zich wonjere (Q021p Geleen)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
goed aandoen:
zich goot aandoon (Q021p Geleen)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|