e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich kwaad maken grellig worden: grellig waere (Geleen), kwaad worden: kaod waere (Geleen) zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)] III-1-4
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor aangeven: aangaeve (Geleen) Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)] III-3-3
zich niet lekker voelen niet in orde zijn: neet in orde zeen (Geleen, ... ), zich niet goed voelen: zich neet good veule (Geleen), zich niet lekker voelen: neet lekker veule (Geleen) Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
zich rechtop houden en de krop laten opzwellen (baltsverschijnsel) jagen: joege (Geleen), opblazen: opblaoze (Geleen) Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: zich rechtop houden en de krop laten opzwellen? [N 93 (1983)] III-3-2
zich schamen zich generen: genere (Geleen), zich geneere (Geleen) zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)] III-1-4
zich vergissen verdolen: verdaole (Geleen), zich verdolen: zich verdaole (Geleen) het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich verkleden omkleden: omkleië (Geleen) Hoe zegt men in uw dialekt zich verkleden, andere kleren aandoen, om b.v. in de tuin te gaan werken? Ik moet me even... [DC 58 (1983)] III-1-3
zich vervelen langweilen (du.): langweile (Geleen), vervelen: vervaele (Geleen, ... ), zich vervelen: zich vervaele (Geleen) de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich verwonderen verpaft zijn: verpafft zien (Geleen), verwonderen: verwŏnjere (Geleen), zich wonderen: zich wonjere (Geleen) verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich warm aankleden goed aandoen: zich goot aandoon (Geleen) zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)] III-1-3