e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

Gevonden: 4616

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(blijven) plakken (blijven) plekken: plèkkə (Heel) lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)] III-3-1
(geen) waarde (geen) waarde: (det hieet gein werdje).  wêrdje (Heel) waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)] III-3-1
(iets) bevinden opmaken: òpmáákə (Heel) vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)] III-1-4
(kleine) zelfstandige eigen baas: eigebaas (Heel), middenstander: middesjtenjer (Heel), middestènjer (Heel) Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)] III-3-1
(met) het hoofd stoten botsen: boetse (Heel), zich bots stoten: zich boets stōōte (Heel) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(overige) kaartspelen kipsen?: Vgl. Roermond Wb.: kips*, 1. vrouwenmuts (vero. 2. erg bijdehante, snibbige vrouw, feeks.  kipse (Heel) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
(zich) bukken (zich) bukken: zich boekke (Heel) bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)] III-1-2
<naam> <naam>: naamfieëst (Heel), naamsdaag (Heel), besteken: besjteeke (Heel) Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)] III-3-2
[falie] falie: faalje (Heel) falie [SGV (1914)] III-1-3
[jasje] jas: jas (Heel) Hoe noemt men het kledingstuk van geheel of gedeeltelijk wollen stof, dat bij kouder weer en in de winter over de, in vraag 5 en 6 genoemde kledingsstukken in het werk wordt gedragen? Het heeft meestal een kraagje en revers (opgeslagen). Het zou in het Ne [DC 14A (1946)] III-1-3