34174 |
pootjesblaas |
pootjesblaas:
pȳǝtjǝsblǭs (Q203a Reijmerstok)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
33171 |
poten |
planten:
plāntǝ (Q203a Reijmerstok)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
27074 |
praam |
praam:
prām (Q203a Reijmerstok)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
22310 |
proppenschieter |
knapbus:
knabbös (Q203a Reijmerstok)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pønt (Q203a Reijmerstok)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
33635 |
putemmer |
emmer:
ømər (Q203a Reijmerstok)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (Q203a Reijmerstok)
|
raar [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
19977 |
rammelaar |
rekel:
rèkel (Q203a Reijmerstok)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
34631 |
rammelkar |
hoddelskar:
hodǝlskar (Q203a Reijmerstok)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|
34093 |
rechterachterkwartier |
rechtse vierdel achter:
rɛxtsǝ vidǝl axtǝr (Q203a Reijmerstok)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|