e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wissen blekken schillen: šę ̝lǝ (Stokkem), stropen: strø̜jpǝ (Stokkem), wissen stropen: wesǝ strø̜jpǝ (Stokkem) De grauwe wissen van de schors ontdoen. Dit werk gebeurt met een blekijzer of door middel van een blekmachine. Het blekken levert een witte wis op. Iemand die wissen van de schors ontdoet wordt in Meeswijk (L 424) stroper (strø̜jpǝr) genoemd. [N 40, 22; N 40, 26; monogr.] II-12
wissen kappen, snijden hout houwen: awt˱ awǝ (Stokkem), wissen kappen: wesǝ kapǝ (Stokkem) De volgroeide wissen met behulp van het wissenmes afkappen of -snijden. [N 40, 8] II-12
wissen koken wissen koken: wesǝ kōkǝ (Stokkem) Ongepelde wissen koken zodat ze na het pellen een mooie bruine kleur hebben. Het koken bevordert ook dat de wis gemakkelijker ontschorst kan worden. [N 40, 21] II-12
wissen mijten (een) mijt maken: ęn mīt mākǝ (Stokkem), stapelen: stāpǝlǝ (Stokkem) De schoven grauwe wissen tot een mijt opstapelen. [N 40, 16] II-12
wissen schoven binden: bę ̝njǝ (Stokkem), in busselen binden: en bøsǝlǝ bęnjǝ (Stokkem), en bø̜̄sǝlǝ bęnjǝ (Stokkem), en bø̜̄sǝlǝn bęnjǝ (Stokkem) De geschilde wissen in schoven binden met als doel ze buiten in zon en wind te drogen. [N 40, 33] || De ongeschilde wissen tot pakken binden. [N 40, 15] II-12
wissen sorteren sorteren: sǫrtērǝ (Stokkem), wissen aftrekken: wesǝn āftrękǝ (Stokkem) De gekapte wissen op maat sorteren. Bij het sorteren wordt een hoeveelheid wissen in een ondiepe put of een schuin in de grond geplaatste ton gezet. De langste wissen worden dan vervolgens aan de bovenzijde vastgepakt en door middel van een schuddende beweging gescheiden van de kortere wissen. Deze handeling wordt herhaald tot alle wissen op lengte gerangschikt zijn. [N 40, 11] II-12
wissen weken (de) wissen weken: dǝ wesǝ węjkǝ (Stokkem) De wissen in water onderdompelen om ze soepeler te maken. Grauwe wissen dienen, afhankelijk van de omstandigheden, één √† twee weken te weken, witte wissen en buffwissen één √† twee uur. [N 40, 20; monogr.] II-12
wissenkweker wissenboer: wesǝbūr (Stokkem), wesǝbūǝr (Stokkem) Persoon die wissen kweekt en verhandelt, zonder ze zelf te verwerken. [N 40, 12] II-12
wissenmes houtwapen: ǫwtwǭpǝ (Stokkem), kapmes: kapmęs (Stokkem), zekel: zīkǝl (Stokkem) Het -vaak sikkelvormige- werktuig waarmee de wissen worden gekapt. Zie ook afb. 261. [N 38, 6 add.; N 40, 9; monogr.] II-12
wissenmijt hoop: ǫwp (Stokkem), mijt: męjt (Stokkem) Een stapel grauwe wissenschoven die in de buitenlucht liggen te drogen. [N 40, 16; N 40, 17] II-12