e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardbei aardbes: eͅtbēͅs (Tessenderlo), ɛtbēs (Tessenderlo), aardbezie: etbezie (Tessenderlo) [ZND 19A (1936)] I-7
aarden pot aarden pot: ērǝ pǫt (Tessenderlo), ē̜rǝ pǫt (Tessenderlo), ɛjrǝn pǫt (Tessenderlo), kroeg: krux (Tessenderlo), stenen pot: stī̄nǝ pǫt (Tessenderlo), stēǝnǝ pǫt (Tessenderlo) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aars aars: ɛ.əs (Tessenderlo), kont: kont (Tessenderlo), post: post (Tessenderlo) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars [ZND 01 (1922)] || aarsgat [ZND m] I-9, III-1-1
aarzelen twijfelen: twɛfln (Tessenderlo) aarzelen [ZND 01 (1922)] III-1-4
aas in het kaartspel aas: aas (Tessenderlo), hetten ous (Tessenderlo), koeken aos (Tessenderlo), kŭən ōͅs (Tessenderlo), ousen (Tessenderlo), schuppen aos (Tessenderlo, ... ), schyp⁄n aos (Tessenderlo, ... ) Aas (kaartspel). [ZND 01 (1922)] || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Aas: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] || Schoppen: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] III-3-2
abuis abuis: ge zijt abuus (Tessenderlo), ook materiaal znd 19a,6  aby‧s (Tessenderlo), ge zijt abuus (Tessenderlo), mis: da`s mis (Tessenderlo), das mes (Tessenderlo), das mis (Tessenderlo, ... ) abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
achteraanweeg vanggeweeg: vaŋ˲gǝwēx (Tessenderlo) De zijkant van de molenkast waar zich de vang bevindt. [N O, 47a] II-3
achterdocht achterdocht: ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  axtərduxt (Tessenderlo) achterdocht [ZND 01 (1922)] III-1-4
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Tessenderlo) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard (het) achterste: agǝstǝ (Tessenderlo), achterwerk: axtǝrwɛrǝk (Tessenderlo) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9