e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P121p plaats=Ulbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tijdverdrijf tijdpassering: tijtpassieəring (Ulbeek), tijdverdrijf: tijdverdrijf (Ulbeek, ... ) Duivenhouden is een ... (iets dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] III-3-2
timmerman schrijnwerker: schrijnwerker (Ulbeek) Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.] II-12
tochtig rits: rets (Ulbeek) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
toegangsprijs entree (<fr.): d⁄n entree is une frank (Ulbeek) De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)] III-3-1
tomaat tomaat: tomat (Ulbeek), tomatə (Ulbeek), təmat (Ulbeek) [ZND 34 (1940)]tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
tong tong: z`n toeng is aangeloae (Ulbeek), zijn toeng is ōāngela-wen (Ulbeek) Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)] III-1-1
torenuurwerk horloge (fr.): de slinger van de horloge (Ulbeek) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
touwtjespringen koordjespringen: /  kuutje sprengen (Ulbeek), kèutje sprenge (Ulbeek) / [SND (2006)] || koordje springen [SND (2006)] III-3-2
trapleuning leuning: lø̄neŋ (Ulbeek) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
trechter op de gierton trechter: trɛ̄.xtǝr (Ulbeek) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1