e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedorven (persoon) verwend: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  vərwint (Venlo) met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)] III-1-4
bedorven ei rot ei: rot ęi̯ (Venlo) [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12
bedriegen bedonderen: bədóndərə (Venlo), bedriegen: bedreege (Venlo, ... ), bedrege (Venlo), belazeren: belazere (Venlo, ... ), plat  belazere (Venlo), bemieteren: bemietere (Venlo), bəmĭĕtərə (Venlo), beseibelen: bezeibele (Venlo), commercieel  beziebele (Venlo), besodemieteren: bəsoodəmietərə (Venlo), betoepen: betoepe (Venlo), konkelfoezen: kónkəlfōēzə (Venlo), verneuken: verneuke (Venlo, ... ), vərneukə (Venlo), (arm).  verneuke (Venlo) bedriegen [SGV (1914)] || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)] III-1-4
bedrieger bedrieger: bədreegər (Venlo), oplichter: oplichter (Venlo) iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)] III-1-4
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis achterhuis: axtǝrhūs (Venlo) Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.] I-6
bedroefd bedroefd: bedreuf (Venlo, ... ), bedreuf zien (Venlo, ... ), bədreuf (Venlo), droef: dreuf (Venlo), droevig: dreuvich (Venlo) bedroefd [SGV (1914)] || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)] III-1-4
bedsprei bedsprei: beͅtspreͅi̯ (Venlo) bedsprei [RND] III-2-1
beekprik negenoger: negenuiger (Venlo), prik: WLD  prik (Venlo) Hoe noemt u de prik (rivierprik): heeft geen kaken, heeft kieuwopeningen en slechts één neusgat. Het is een roofvis die zich met de mond aan een prooi hecht en deze tot bloedens toe verwondt met een rasp apparaat. Hij heeft één cirkel van hoorntanden. De [N 83 (1981)] || negenoog III-4-2
beeldhouwer beeldhouwer: beeldhauwer (Venlo), bēlthoͅuwər (Venlo) Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)] III-3-2
beeldhouwersbeitel, beeldhouwersguts beeldhouwbeitel: beeldhouwbeitel (Venlo), ornamentbeitel: ornamentbeitel (Venlo), spatel: spātǝl (Venlo), vlakke guts: vlākǝ gøts (Venlo) In het algemeen een beitel die voor beeldhouwwerk wordt gebruikt. Sommige opgaven duiden een beitel aan waarvan het blad een specifieke vorm heeft. Dat is bijvoorbeeld het geval met de woordtypen lepelguts, schepguts en spatel, die van toepassing zijn op een beitel met een spatelvormig, licht gebogen blad. [N 53, 45a-d; N 53, 45f] II-12