| 20508 |
een kater hebben |
een kater haan:
inne kater ha (Q117a Waubach)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 27755 |
een koollaag meten |
opmeten:
opmēǝtǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Diktebepaling van de kolenlaag door meting. [N 95, 190; N 95, 191]
II-5
|
| 27754 |
een koollaag verkennen |
(een laag) verkennen:
vǝrkenǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Zwartberg, Eisden]),
afpeilen:
āfpęjlǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Winterslag, Waterschei]),
peilen:
pęjlǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Wanneer men een koollaag heeft aangetroffen, dan moet deze verkend worden en de koolwinning worden voorbereid. Men gaat dan onderzoeken, hoe het verloop van de koollaag is. Hiertoe maakt men in de koollaag galerijen en doortochten. Hierdoor krijgt men nagenoeg een zuiver beeld van de koollaag. Men weet hoe haar helling is op ieder punt, men kent de dikte en men weet of er storingen in voorkomen. [N 95, 189; N 95, 191; N 95, 202]
II-5
|
| 27923 |
een kophout plaatsen |
(een kophout) zetten:
zɛtǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden])
|
Een voorlopige ondersteuning plaatsen tijdens de winning van een koollaag. Zie voor het object "kophout", "kopstijl" etc. het lemma Kophout. [N 95, 492; N 95, 291]
II-5
|
| 23755 |
een kruisje geven |
zegenen:
zeëne (Q117a Waubach)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23707 |
een kruisje op het brood maken |
een kruis maken onder de weg:
e krüts onger dr wek make (Q117a Waubach),
een kruis maken over het brood:
t kruuts üvver t broeëd make (Q117a Waubach)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
e kruuts make (Q117a Waubach),
e krüts sjlao (Q117a Waubach),
zich zeëne (Q117a Waubach)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 17887 |
een kuil graven |
een kuil maken:
ing koel make (Q117a Waubach),
een lok maken:
ee loak make (Q117a Waubach)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 19216 |
een lelijk gezicht trekken |
(een) vies gezicht maken:
vīēs gezich trekke (Q117a Waubach)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
| 27787 |
een mijngang beginnen |
aanzetten:
āzɛtǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Beginnen met het drijven van een nieuwe galerij of steengang. [Vwo 106; N 95, 382; monogr.]
II-5
|