20483 |
voedsel |
pap:
pap (L375p Wessem)
|
het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
34280 |
voer |
voer:
fō.r (L375p Wessem)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
24267 |
voeren |
voederen:
voore (L375p Wessem)
|
de jongen voeden, gezegd van vogels (azen, aanazen, ekeren) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24269 |
vogelmest |
stront:
strôntj (L375p Wessem)
|
vogelmest (douane) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
33267 |
vogelpootje, serradelle |
serradelle:
sǝrdɛl (L375p Wessem)
|
Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.]
I-5
|
33620 |
vogelverschrikker |
vogelverschrikker:
vogelversjrikker (L375p Wessem)
|
kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [DC 26 (1954)]
I-7
|
21268 |
volk (mensen) |
volk:
folk (L375p Wessem)
|
volk [RND]
III-3-1
|
24271 |
volop veren krijgen |
vlugge jongen worden:
vlöke jòònge (L375p Wessem)
|
volop veren krijgen (vluggen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
šolləg (L375p Wessem)
|
Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
28507 |
voorzwerm |
voorzwerm:
vyǝrzwɛrm (L375p Wessem)
|
De eerste zwerm, gewoonlijk in juni. Een deel van een bijenvolk verlaat met de oude koningin korf of kast. Wie met de zwerm meetrekt, schijnt niet meer naar de oude woning om te zien (De Roever, pag. 34). De zwerm laat een aparte zwermtoon horen. [N 63, 29b; JG 1b; N 63, 37e; A 9, 6]
II-6
|