e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijenhal afdak: af˱dak (Laar), bienenhal: bejnǝhal (Montenaken), bi-jnǝhal (Gingelom), binǝhal (Bilzen, ... ), bēnǝhal (Val-Meer), bīnǝhal (Berg, ... ), bienenkot: bīnǝkot (Grote-Spouwen, ... ), bienenzet: bejnǝzęt (Bommershoven), bi ̞jnǝzęt (Jesseren), binǝzęt (Gors-Opleeuw), (mv)  bīnzętǝ (Lauw), bienhal: binhal (Rosmeer), bīnhal (Hoeselt, ... ), bienzet: bejnzęt (Guigoven, ... ), binzɛt (Diepenbeek), bi̞jnzęt (Jesseren, ... ), bīnzęt (Romershoven), bij: bi (Meerssen, ... ), bijenbank: bejǝbaŋk (Amby, ... ), bi-jǝbaŋk (Amstenrade, ... ), bi-jǝbāŋk (Noorbeek, ... ), biǝbaŋk (Berg / Terblijt, ... ), biǝnbaŋk (Schimmert, ... ), bęjǝbaŋk (Heer, ... ), bijenhal: bejǝal (Lanklaar, ... ), bejǝhal (Borgharen, ... ), bejǝnál (Rekem), bi-jǝal (Rekem), bi-jǝhal (Asenray / Maalbroek, ... ), bi-jǝhǫl (Echt), bi-jǝnhal (Doenrade, ... ), bijenhal (Heer, ... ), biǝhal (Beegden, ... ), biǝnhal (Maasniel, ... ), bájǝhal (Meldert), bájǝhál (Lummen), bøwǝhal (Vlijtingen), bęjǝhal (Eijsden, ... ), bęjǝhál (Heppen, ... ), bęjǝnal (Rekem), bę̄ǝal (Melveren), bę̄ǝhal (Binderveld, ... ), bę̄ǝhál (Berbroek, ... ), bɛjǝhal (Sint Huibrechts Lille), bijenhalletje: biǝhɛlkǝ (Sittard), bijenhok: bejǝhǫk (Merselo), bejǝnhǫk (Grubbenvorst), bijenhok (Heerlen), biǝhǫk (Valkenburg), bijenhuis: bi-jǝnhūs (Meerssen), bijenhuisje: bējǝhyskǝ (Steyl, ... ), bijenhut: bejǝhøt (Afferden, ... ), bejǝhø̜t (Maasbree), bejǝnhøt (Geysteren, ... ), bi-jǝhøt (Beesel, ... ), bi-jǝnhøt (Reuver), bijenhut (Blerick, ... ), biǝhøt (Baarlo, ... ), bējǝhøt (Belfeld, ... ), bējǝnhøt (Broekhuizen, ... ), bēǝnhøt (Venray), bęjǝhøt (Helden, ... ), bijenkaar: beǝnkaǝr (Venlo), bi-jǝkar (Belfeld), bi-jǝkār (Haelen, ... ), biǝkār (Brunssum, ... ), bī-jǝkār (Broeksittard, ... ), bijenkas: biǝkas (Houthem), bijenkooi: bejǝkø̜j (Venray, ... ), bējǝnkø̜j (Ysselsteyn), bijenkorf: bi-jǝkǫrf (Blerick), bējǝkø̜rf (Wanssum), bijenkot: bejǝkot (Vucht), bę̄ǝkot (Melveren), bijenplank: bi-jǝplaŋk (Schaesberg), bijenschop: bejǝšop (Stokkem), bi-jǝsxop (Sint Odilienberg), bi-jǝšop (Asenray / Maalbroek, ... ), biǝsxop (Maasbracht), biǝšop (Herten, ... ), bējǝšǫp (Heerlen), bęjǝšop (Vijlen), bī-jǝšop (Melick), bīǝšop (Linne), bijenschuil: bi-jǝsxowl (Mechelen-Bovelingen), bijenstal: bejǝnstal (Gennep, ... ), bejǝstal (Kermt, ... ), bejǝstāl (Arcen, ... ), bejǝštal (Simpelveld), bejǝštāl (Vaals), bi-jǝnstal (Spaubeek), bi-jǝstal (Dieteren, ... ), bi-jǝstalǝ (Grathem, ... ), bi-jǝstāǝl (Hoepertingen, ... ), bi-jǝštal (Asenray / Maalbroek, ... ), bijenstal (Born, ... ), biǝnstal (Baarlo), biǝstal (Baarlo, ... ), biǝstalǝ (Stevensweert), biǝštal (Amby, ... ), bējǝstal (Mook), bęjǝnstāl (Amby), bęjǝstal (Beringen, ... ), bęjǝštal (Eijsden, ... ), bęjǝštāl (Gronsveld, ... ), bę̄jǝštāl (Epen), bę̄ǝstāl (Sint Pieter), bijenstand: bejǝstant (Venlo), bejǝštant (Heerlen), bejǝštānt (Montzen), biǝštant (Berg / Terblijt), bijenstok: biǝstǫk (Roermond), bējǝštǫk (Bocholtz), bijenzet: bi-jgǝzęt (Groot-Gelmen), bi-jǝnzɛt (Zepperen), bi-jǝzęt (Aalst, ... ), bijenzet (Hasselt), bi̞jǝzęt (Ulbeek), bęjǝzɛt (Alken), bę̄ǝzęt (Kortessem), bijhal: bejal (Boorsem, ... ), bejhal (Kanne, ... ), bi ̞jal (Kinrooi, ... ), bi ̞jhal (Ellikom, ... ), bi-jal (Einighausen, ... ), bi-jalǝ (Puth  [(vroeger)]  ), bi-jhal (Beek, ... ), bi.jhal (Weert), bial (Sint-Truiden), bihal (Achel, ... ), bihál (Kwaadmechelen), bijhal (Achel, ... ), bájhál (Paal), bøjhal (Hees), bęjhal (Beringen, ... ), bę̄hal (Donk, ... ), bīhál (Oostham, ... ), bījhal (Echt), bɛjhal (Achel, ... ), bijhuisje: bējhyskǝ (Tegelen), bijkaar: bikār (Stramproy), bijkot: bikot (Sint-Truiden), bijstand: bistant (Aalst), bijzet: bi-jzęt (Brustem, ... ), bizęt (Aalst, ... ), bęjzęt (Kermt, ... ), bę̄jzęt (Alken, ... ), hal: hal (Borgharen, ... ), ál (Bilzen), hut: høt (Meerlo), kaarhuis: kārhūs (Spaubeek), kast: kas (Meerssen, ... ), schelf: šɛ.lǝf (Herderen), schop: šop (Echt), schuiltje: šawlkǝ (Overrepen), stal: stal (Weert), stand: štant (Berg / Terblijt), zet: ze̞t (Piringen), zęt (Heks), zɛt (Zepperen) Gebouw waarin korven of kasten geplaatst worden als beschutting tegen regen en wind. In de loop van de tijden zijn er verschillende vormen geweest van een bijenstand of bijenhal. De vorm hing af van het al of niet voorhanden zijn van een natuurlijke beschutting en het materiaal dat de natuur in de omgeving ter beschikking stelde. Gewoonlijk is de bijenstand een rechthoekig bouwsel met een open zijde die meestal in zuidoostelijke richting is geplaatst. Verder zijn er een achterwand, zijwanden, een bodemplank en dak plus afdak. Beschutting en zonlicht zijn belangrijk voor een bijenstand. Voor korven en kasten met achterbehandeling heeft de stal of stand de nodige voordelen. Voor de moderne kasten met bovenbehandeling is een stal niet meer nodig. Deze kasten worden vrij opgesteld. [N 63, 11a; N 63, 2a; N 63, 2; JG 1b + 2c; JG 2b-5; L 1a-m; S 3; R 3, 41; Ge 37, 150; A 9, 5; monogr.] II-6