e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muiltje aanschuiver: oͅənsXüvərs (Achel), aansteker: aanstaekers (Maasbree), aanstekers (Eksel), ao.(ën)stiëker (Zonhoven), ānstēkərs (Rekem), ānsteͅkərs (Opglabbeek), eͅnstēkərs (Linkhout), ōͅənstēkərs (Hamont), oͅnsteͅkərs (Rosmeer), oͅənstèkərs (Achel), ô`nstêkër (Tongeren), [aon: aan]  aonsteëker (Diepenbeek), zegt men nu ook  anstekərs (Boorsem), aanstekertje: oͅnstēkərkəs (Borgloon), flatje (<eng.): vgl. Van Dale: flat (Eng.), 3. (dames)schoen met platte hak  fletjes (Ell), flats: vgl. Van Dale: flat (Eng.), 3. (dames)schoen met platte hak  flatsə (Ketsingen), inschieter: inscheeters (Hout-Blerick, ... ), insjeeters (Wijk), instapper: insteppers (Blerick), insteker: ejnstiekers (Diepenbeek), enstēkərs (Borlo, ... ), ensteͅkər (Mechelen-aan-de-Maas), enstiäkərs (Romershoven), enstékərs (Tongeren), eͅnsteͅkers (Halen), ienstaekers (Oirlo), ienstèèkers (Oirlo), insjteekərs (Roggel), instekers (Millen, ... ), instekər (Beringen), instèjkers (Stokkem), ènstèkers (Hoeselt), énstiəkərs (Rotem), ìnstékers (Egchel), NB énstêkë: insteken.  énstêkër (Tongeren), z. ook o. aansteker.  è.nstiëker (Zonhoven), instekertje: instèkerkes (Bree), [instekertje]  instèkerke (Bree), Zie ook afb. p.308.  è.nstië.kerkes (dim. mv.) (Hasselt), kloefertje: WNT: kloef, 1) Houten schoen, klomp... Afl. kloefer.  kloͅfərkəs (Sint-Truiden), latsch (du.): Van Dale (DN): Latsch &lt;m., -e&gt;, 1. (oude) slof, pantoffel; - 2. versleten schoen; - 3. sloffer.  laatsj (Kerkrade), latže (Bocholtz), muil: mellne (Neeroeteren), moele (Eys, ... ), moelen (Stramproy), mouille (Rimburg), mōeële (Hoensbroek), muile (Amby, ... ), muilen (Hushoven, ... ), muulen (Grubbenvorst), möel (Rimburg), muiltje: melkəs (Hasselt), meuilke (Val-Meer), mējlkəs (Bree), meͅlkə, mølkə (Tongeren, ... ), muilke (Zichen-Zussen-Bolder), muilkes (Amstenrade, ... ), muiltje (Hoensbroek), muiltjes (Hoensbroek, ... ), mujlkes (Eigenbilzen), mulkes (Beringen), muulke (Blerick, ... ), muulkes (Beek, ... ), mylkəs (Lanklaar), mölkes (Beringen, ... ), mölkəs (Tessenderlo, ... ), mölʔi̯əs (Lommel), mölʔjəs (Kwaadmechelen), mølkəs (Beringen), mølʔjəs (Kwaadmechelen), møylkəs (Maaseik, ... ), møültsjəs (Kermt), mø̄lkəs (Beringen), møͅlkə (Herk-de-Stad), møͅlkəs (Riksingen, ... ), mülkəs (Eisden, ... ), müülkəs (Bocholt), məlkəs (Beverlo, ... ), [sic? -&gt; meultjes?]  meutjes (Borgloon), voor dames  muiltjes (Venlo), z.o. instèkerke.  mi-jlke (Bree), open slof: oepu sjloeffe (Mesch), pantoffel: pantoefele (Gulpen), pantoefels (Sevenum), pantoeffels (Bergen, ... ), pantoffelen (Urmond), pantoffels (Geulle), pentoffele (Dieteren, ... ), petoeffels (Helden/Everlo), pantoffel zonder hakstuk: pantoefele sónger haksjtök (Roermond), pantomijn: [sic] [etym.?]  pantemiene (Meerssen), slats: slatse (Sint-Truiden), slàts (Sint-Truiden), sleffer: Afl. van sleffen (=sloffen), p. 294. NB p. 297: sloffen (=sloffen). [Vgl. WBD III, 1.3: sloffer (ook sleffer).]  släfər (Lommel), sleffertje: [Vgl. WBD III, 1.3: sloffer (ook sleffer).]  slefferkes (Vliermaalroot), sleͅfərkəs (Hasselt), slets: sjloetse (Mheer), slets`n (Diepenbeek), sletse (Vechmaal), slitse (Mal), slèts (Sint-Truiden), slɛitsə (Tongeren), slɛtse (Sint-Truiden), slɛtsə (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), Aanstekers.  sletse [mv.} (Kortessem), Brg.  slêts (Tongeren), WNT XIV, Kol. 1690: slets, flard en daarbij verbreed tot slof, muiltje.  sleͅtsə (Niel-bij-St.-Truiden), sletser: sleͅtsərs (Linkhout), sletsje: sjlutsje (Mechelen), sletskes (Boekt/Heikant, ... ), sleͅtskəs (Boekt/Heikant, ... ), Ook è.nstiëkerkes (dim. mv.).  slétskes (dim. mv.) (Zonhoven), slip: slippen (Helden/Everlo, ... ), slipper: sjlippers (Beegden, ... ), sjlippersj (Berg-en-Terblijt), sjlippesj (Klimmen), sjlīēper (Schinveld), slippers (Bergen, ... ), šlippers (Tegelen), nieuwewets  slippers (Heythuysen), of "zeeple/zeefle", slecht leesbaar  slippers (Venlo), slippertje: slipperkes (Stramproy), slob: schlobbe (Meerssen), schloebbe (Heerlen), schloebe (Amstenrade, ... ), schlŏĕb (Valkenburg), shloep (Gulpen), sjlobbe (Ulestraten), sjlobə (Berg-en-Terblijt), sjloeb (Klimmen), sjloebbe (Hulsberg, ... ), sjloebe (Bocholtz, ... ), sjloep (Amstenrade), sjloepe (Vijlen), sjlubbe (Koningsbosch), sjlòbbe (Ulestraten), sjlób (Sittard), slobbe (Pey, ... ), šloebbe (Schinnen), šlubə (Eys, ... ), žloep (Vaals), [-ere is in Q 211 mv.uitg. -&gt; *slobber]  sjlūbjere (Bocholtz), slobje: schlubkes (Schimmert), sjlubkes (Sittard), slof: schloefe (Heerlen), schlôffe (Meerssen), seloffe (Baarlo), sjloef (Roermond, ... ), sjloefe (Maasbracht, ... ), sjloeffe (Baexem, ... ), sjloffe (Bleijerheide, ... ), sjloffen (Kessel), sjlòffe (Geleen), sjlóffe (Wijk), sjlôffe (Kessel), sloef (Blerick), sloefe (Maasbracht, ... ), sloefen (Roggel), sloeffe (Beesel, ... ), sloeve (Grathem), sloffe (Echt/Gebroek, ... ), sloffe(n) (Hunsel), sloffen (Gennep, ... ), slofə (Boorsem), sloofe (Horst, ... ), sloofen (Horst, ... ), slōēfe (Oost-Maarland), slōffe (Blerick, ... ), slòffe (Echt/Gebroek, ... ), slòfə (Mechelen-aan-de-Maas), slóf (Meerlo, ... ), slóffe (Lummen, ... ), slôf (Venray), slôffen (Arcen), šlūfə (Tegelen), gemaakt van stof  slof (Helden/Everlo), gesloten o  slofə (Genk), korte oe  sloefe (Pey), sloeffen (Horn), korte oo  sjlŏŏffe (Beesel), slŏŏfe (Hout-Blerick), lichte o klank  slóffe (Venlo), o tussen o en oe  sjlof (Geleen), oe=stoottoon  sjloef (Tegelen), slofje: slufkes (Baarlo, ... ), slufkus (Neeritter), slöfkes (Sevenum), sløfkəs (Ophoven), steker: ste:jkərs (Wintershoven), stieëkers (Groot-Gelmen), trip: trieppe (mv.) (Kerkrade), Van Dale: I. trip, 2. (gew.) muil met houten zool.  triepe (Kerkrade), trippe (Amby), vessem uit: [sic; allicht vessem uit]  vɛsəmøt (Paal) **slets: muiltjes || aansteker: insteker, instapschoen, muiltje || Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || insteekpantoffels, muiltjes || insteker: instapschoen || lichte pantoffel zonder hielstuk, muiltje || muiltje (pantoffel) || muiltje (pantoffel, schoen) || muiltje, slipper || Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)] || muiltje: pantoffel, zonder bedekte hiel || muiltjes || muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] || muiltjes: *instekertjes, pantoffels zonder hiel || pantoffel || pantoffel(s) || pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] || platte dames(huis)pantoffel zonder hiel || Schoeisel met laag bovenwerk (meestal zonder of met weinig hak) dat men gemakkelijk aan- en uitschiet, om in huis te dragen (pantoffel?) [N 60 (1973)] || slof || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)] || slof, muiltje || sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3