e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proppenschieter blaaspijp: /  blaospiep (Roermond), blauwspijp (Gingelom), bloaspeip (Vliermaal), bloospiep (Zussen), blaasroer: blosrör (Gemmenich), Note v.d. invuller:  blòsrohr (Steyl), buis: buis (Nederweert), bus: bus (Gennep, ... ), een boes (Halen), /  bus (Gennep), chouket: /  choukè (Vorsen), een pijp heulenteren: zie bijlage:  en piep} heulenteere (Maastricht), flitsspuit: flitspuit (Elsloo), floeper: /  floeper (Bree), floksbuis: flokksbous (Martenslinde), ən floksbaus (Martenslinde), floptoet: floptoet (Genk), flots: flots (Beverst, ... ), /  flots (Beverst, ... ), flotstoet: flotstoet (Beverst, ... ), flotstōēt (Hoeselt, ... ), /  flots-toet (Membruggen), flotstoet (Hoeselt), heulenteutschieter: /  heulenteutsjeter (Amstenrade), kattenflierts: katteflierts (Venlo), katteflĭĕrts (Venlo), kattenflits: katteflietsj (Schaesberg), klakbus: klagbös (Maastricht), klakbeus (Hergenrath), klakkebuis: klakkebuis (Hasselt), klakkebuus (Opgrimbie), klakkebèùus (Rotem), klakkebus: klakkebus (Lanaken), klakkəbes (Peer), Wij deden dit met een fietspomp  klakkebus (Peer), klakpijp: of pijp?  kläkpyp (Peer), klambus: klambus (Oirlo, ... ), klambös (Lutterade, ... ), (de spindel heet de "sjpènderik"gemaakt van ijzer of eikenhout, in het laatste geval bewerkt aan de punt met "vetse"na vooraf ingesneden te zijn (ondiep) "sjneet").  klambös (Neerbeek), (de zuiger noemde men sjpénderik).  klambós (Geleen), (klambössel = dikke vrouw).  klambös (Geleen), NB sjpénderig: houten zuiger van proppenschieter.  klambós (Geleen), klapbuis: Sub kraakepiêp. [Met afbeelding].  klapbuis (Weert), klapbus: en klap-bus (Oirlo), klaabus (Brunssum), klabbes (Tegelen), klabbus (Amstenrade, ... ), klabbös (Horst, ... ), klabbös sjete (Spaubeek), klabes (Achel), klabuesj (Neerharen), klabus (Achel, ... ), klabös (Oirsbeek, ... ), klapbus (Bergen, ... ), klapbèùs (Roermond), klapbös (Heerlerheide, ... ), klapbüs (Guttecoven), klàbös (Brunssum), klöbös (Schinveld), n klapbùs (Amby), (Epen).  klapbös (Epen), /  klabus (Achel), beuch = be/ech  klabeúch (Neerharen), n Klapbösj waor dèk van heulenteul (vlierhout) gemaak.  klapbösj (Boorsem), Sub sjpeënderik: stamper van de klabus. De klabus was een kinderschietgeweertje. Hij was zelfgemaakt van een tak van dr höalenteer of höalentöat. De schietlading bestond uit ekele.  klabus (Brunssum), Wij noemden deze vlierhouten proppenschieter, die we zelf maakten: ein (h)eulenteule klabbös of klambös.  klabbös sjete (Spaubeek), ɛn (h)eulenteule klabbös (Spaubeek), Zo wordt het ook genoemd/geschreven.  klĕbös (Oirsbeek), klaptoet: ein klaptoet (Ophoven), klaptoet (Buggenum, ... ), klaptoeët (Reuver), klaptōēt (Roosteren), klaptôit (Maaseik), klaptôêt (Geistingen), /  klaptoet (Kinrooi), klaptoeët (Geistingen), klaptówt (Maaseik), klaptôwt (Maaseik), Klaptuiten worden gemaakt van heulenteul.  klaptūt (Meeswijk), Ook knaptoet [vgl. pag. 67].  klaptoet (Echt/Gebroek), klatspijp: klatspiep (Bocholt), klàtspip (Lozen), ən klàtspiəp (Lozen), /  klatspie:p (Bocholt, ... ), [Bocholt Wb. pag. 90]  klatspie:p (Bocholt), [Met afbeelding].  klatspie:p (Bocholt, ... ), de ie lang uitspreken!  klatspiep (Meeuwen), Klats (klanknabootsend) + pijp (bus), zie J.L. Pauwels, De vlierboom in de Zuidn. dialecten, in: HCDT, jg. XXV, blz. 323-338.  klatspi.p (Meeuwen), klatstoet: klatstoeut (Kortessem), kletspijp: ən kletspīp (Sint-Huibrechts-Lille), kloef: kloef (Veulen), kluf (Sint-Truiden), Kloef = (St-Truiden) knap (Maeseyck) = klapbus. (t Daghet in den Oosten X, 154)  kloef (Sint-Truiden), lange oe, meervoud: kloefs  ene kloef (Gelinden), klots: en klots (Oostham), in klŏts (Wijchmaal), klaos (Borgloon), klots (Alken, ... ), klòs (Sint-Truiden), klòts (Beringen), n klots (Eksel, ... ), ən klots (Peer, ... ), ən kloͅts (Beringen, ... ), ən klòts (Eksel, ... ), /  klots (Eksel, ... ), klots/ (Genk), n klots (Hasselt), De klots woord dur-e mjèster afgepakt.  klots (Beverlo), De mjèster pakte mèn klots af.  klots (Beverlo), Een Lommelse sterkedrank heet Klotsenbos en is gemaakt van de vlierbes.  ɛn klots (Lommel), Er bestaan ook klotsberen: bessen die goed "klotsen"- de kunst is in de natuur de juiste bessen te vinden (geen vlierbessen!)  klots (Zolder), Geh. Zonhoven. De naam komt van t klotsen of klatsen der bus. (t Daghet in den Oosten VII, 68)  klots (Zonhoven), Gemaakt uit klótsen(h)óó.t vlierhout.  klóts (Zonhoven), I.v.m. klotshoa.t vlierhout (z. ald. C.V. klotsbuis.  klots (Hasselt), Men verwijdert het weke merg en bekomt alzo een buisvormig stuk hout, waardoor met een zuiger kleine projectielen door luchtdruk worden afgevuurd, gepaard gaande met een licht ploffend geluid. (Vandaar de naam.)  klots (Lommel), Met de klots schieten: met de klakkebus schieten.  klots (Eksel), n klots ook klotsenhaat  klots (Peer), Pauwels, De vlierboom in de Zuidnederlandsche dialecten. In: HCTD XXV, pag. 323 vv.  klots (Zonhoven), Vgl. klódzbee.r.  en klóts (Zolder), vgl. pag. 175 sub hullentu.l: (vero. (nu: klótsenhoo.t, klódzbeerenhoo.t), vlierbessenstruik, vlierboomhout; id. Zonh., waar het nog niet vero. is. Vgl. Du. Holunder, Mnl. hol(l)endere; vgl. Du. höhlen, uithollen (de vliertak werd uitgehold om er klótsen, proppenschieters, van te maken).  klóts (Zolder), werd klots genoemd omdat het van klotsenhout werd gemaakt.Vlierhout is in t Genker klotsenhoot  klots (Genk), klotsbuis: klotsbeus (Alken), klotsbuis (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), de y staat klein bovenaan de o  klótsboys (Herk-de-Stad), het rubber van een pedaal werd ook gebruikt als buis  klotsbuis (Stevensvennen), o met umlaut en sreepje boven: eu?  klotsbēūs (Halen), klotsbus: kloatsbus (Tessenderlo), klotsbus (Tessenderlo), n klotsbus (Tessenderlo), klotsenbos: Een Lommelse sterkedrank heet Klotsenbos en is gemaakt van de vlierbes.  ɛne klotsenbos (Lommel), klotsenhout: klotsenhoot (Lummen), n klots ook klotsenhaat  klotsenhaat (Peer), klotsenpijp: klotsepiep (Overpelt), Met de klots schieten: met de klakkebus schieten.  klotsepiêp (Eksel), klotskot: klotskòt (Hasselt), korte o of lange o?  klotskot (Beringen), klotspijp: klotspep (Mettekoven), /  klotspijp (Godschei), klotstoet: klotstoet (Piringen, ... ), klotstoeət (Hoepertingen), klotstōēt (Kortessem), klotstuət (Hasselt), èn klotstoe-t (Wellen), ən kloͅtstut (Kortessem), ən kloͅtstuət (Heers), /  klotstoet (Rijkel, ... ), klotstoewet (Wellen), eerder om water mee te schieten  klotstoet (Heers), Innen opgank mokden de koùjounges klotstoete van toettelerehòòt. Ze sneete n joeng tak oòf op n lengde van 20 cm en haolde t merg ter óut; dan jònde n tekske gezuk da djus mikde in t koet van de toetteleretak en knabbelde ze pepiere böllekes, déi va veur opgestoöke jònde. Bè ne goeje sleeg op het tekske jònde het bölleke pepier voetgesjótte.  klotstoet (Kortessem), J. Frère (L.V., I, pag. 191) vertelt (vrij vertongerst): - én dën òpgànk môkdë dë kójóngë flùytën én klòtstoe:të. Zë nómë dóvùr waië-, ièlzën- én êssëstêk, snétë zë òp ën téen santëmétër lêngdë dùr, môkdë dë sjòts nôot, klòpdë dan vërzïchtig róntëmèdúm mèt hët hèch van hún mês tòtdat dë sjòts lòskóom.  klòtstōēt (Tongeren), puntje onder de o  klotstūət (Veulen), ən klotstut (Sint-Truiden), knakbuis: knakbuis (Lanaken, ... ), ən knakbuis (Lanaken), knakbus: knakbeuəs (Hauset), knakbös (Maastricht), knakspuit: knaksjpuit (Elsloo), knaktoet: knaktuut (Kanne, ... ), knaktūūt (Wolder/Oud-Vroenhoven), knalbuis: knalbuis (Weert), knalbuks: knalbuks (Kerkrade, ... ), knalbus: knalbus (Blitterswijck, ... ), knalbuus (Afferden), knalbös (Tegelen), knalbösj (Itteren), /  knalbûsj (Mechelen-aan-de-Maas), Ze mie.ke de knalbusse van flie.reho.lt.  knalbus (Gennep), knalpijp: knalpīēp (Grubbenvorst), Sub fleer: vlierstruik. Ook hulentuul genoemd. Hout vuur knalpijpe, of vuur fluite.  knalpijp (Maaseik), knap: ein knap (Neeroeteren), knab (Bree), knab [knḁb} (Dorne), knap (Bree, ... ), knàp (Bree), knââp (Velden), n knap (As), ən knap (Opglabbeek), Kloef = (St-Truiden) knap (Maeseyck) = klapbus. (t Daghet in den Oosten X, 154)  knap (Maaseik), met de knap sjeten  ɛn knap (Opitter), met de knapp scheeten  knäpp (Opoeteren), opm. v.d. invuller:  knaap (Velden), knapbluts: knabblötsj (Mechelen-aan-de-Maas), knapboog: knapbeuX (Moelingen), knapbus: en knabös (Vaals), eng knapbös (Mheer), knaapbös (Tegelen), knabbes (Meerlo), knabbus (Eijsden, ... ), knabbös (Gronsveld, ... ), knabbösj (Moelingen), knabeus (Hergenrath, ... ), knabèùs (Kerkrade), knabös (Montzen, ... ), knapbeus (Kelmis, ... ), knapbeuš (Rekem), knapbus (Arcen, ... ), knapbös (Bunde, ... ), knapbös vaan huulentëre hout (Oost-Maarland), knapbəsj (Uikhoven), knàbəš (Rekem), knábbeus (Hombourg), (Bommerig).  knapbös (Epen), (klemtoon op knab....).  knabbøs (Sint-Martens-Voeren), (uitspr.: knabus).  knapbus (Tienray), (vr.).  knapbös (Boukoul), de laadstok heet "sjeeter", was van eikenhout en werd tegen de muur "gevetst"(D. Fetzen).  knapbös (Klimmen), kleine zwevende i  knabeuis (Raeren, ... ), NB sjtueter: laadstok van proppeschieter.  knapbös (Klimmen), ps. onder de beide bs staan nog puntjes; deze combinatieletters kan ik niet in zn geheel maken!  knabbus (Vrusschemig), Sub knaphuit: Van knaphuit make ze dus knapbusse viêr pròppe te sjete. Zie ook pròppesjeter.  knapbus (Bree), t Merg werd er uit gepeuterd; van hardhout werd een daarin passend stokje gemaakt, en met behulp hiervan werd dan n tot prop gekauwd papier weggeschoten.  knaapbös (Tegelen), Uit een recht stuk vlierenhout van ongeveer vijfentwintig centimeter werd de mergkern verwijderd. Dan werd een daarin passende stok of ijzeren staaf gemaakt, de stamper. Men schoot met proppen gekauwd papier. Als de tijd van de knapbus voorbij was zette men in een der openingen een knoopje met fijne gaatjes. De "stamper"werd met garen sluitend gemaakt, zodat hij nauwelijks in de ene opening van de "knapbus"kon. Op deze wijze had men een spuit vervaardigd, een fliertsbus.  knapbus (Meerlo, ... ), zie note v.d. invuller (laatste bladzijde):  knapbus (Benzenrade), Zie: fliertsbus.  knápbus (Venray), knapbuts: en knabbeutch (Mechelen-aan-de-Maas), knabuts (Boorsem), knabèùtš (Rekem), knapbuts (Mechelen-aan-de-Maas), knábeutš (Opgrimbie), oe of eu ??  ən knaboets (Mechelen-aan-de-Maas), oe of eu?  ən knáboetš (Rekem), of knabentsj?  knabeutsj (Mechelen-aan-de-Maas), knappehout: knappenhout (Maaseik), knappetoet: [met tussen-s?]  knàpətoet (Grevenbicht/Papenhoven), knappijp: Sub knabsjete.  knabpi-jp (Bree), knapspuit: knapspeit (Niel-bij-As, ... ), knapspuit (Elsloo, ... ), knaptoet: ein heulenteule knaptūūt mit ene houtere sjpènderik (Nieuwstadt), knaptoe.t (Helden/Everlo, ... ), knaptoe:t (Horn, ... ), knaptoet (Baarlo, ... ), knaptoewt (Thorn), knaptoēt (Meijel), knaptoe‧t (Meijel), knaptout (Dilsen, ... ), knaptōē.t (Heythuysen, ... ), knaptōēt (Baexem, ... ), knaptūūt (Nieuwstadt), n knaptoet (Lanklaar), ən knaptoet (Rotem), ən knaptūt (Lanklaar), (tegenwoordig).  knaptōēt (Sevenum), /  häötelentäöte knaptoet (Echt/Gebroek), knaptoe:t (oe lang) (Meijel), 2 accenten: boven de Ø en ‰ moet nog een ´ staan; deze combinatieletters kan ik niet in zn geheel maken!  knáptō⁄ē⁄t (Heel), [Met afbeelding].  knaptoet (Echt/Gebroek), Het was een kinderspeelgoed dat de kinderen zelf maakten. Men nam een, ongeveer 20-25 cm lange, "fleeretuuttak"(zie: fleerentuut [1. vlierstruik; 2. hout van de vlierstruik]), waaruit het merg gepeuterd werd. Daarna maakte men een stok van een zodanige dikte, dat deze in het uitgepeuterde gat paste. Deze stok was ongeveer 1 cm korter dan de "loop"van de fleeretuuttak. Wel zat er aan het ondereinde een handvat. Eerst werd een, uit krantepapier gekauwde, prop tot boven in het gat geduwd en daarna een zelfde prop onder het gat. Door de onderste prop naar boven te drukken, werd de bovenste, door de ontstane luchtdruk, uit de "loop"geschoten en ontstond tevens de knal. De onderste prop, die nu boven zat, was de tweede "kogel", enz. Zie foto no. 54 [tussen pag. 416-417]. Reeds lang uitgestorven.  knaptóet (Herten (bij Roermond)), lange oe  ən knaptoet (Molenbeersel), Ook oud wijf.  knaptoêt (Tungelroy), Van fleerehaut waerde knaptóete gemáakt.  knaptóet (Baarlo), Zon knaptoet was een soort proppenschieter, die de jongens zelf maakten. Het, daarvoor, meest geschikte hout was het fleerentuuthout (hout van de vlierstruik). Deze fleerentuut kon men op diverse plaatsen in het dorp vinden. Met echte "kennersogen"werd een rechte tak, van goede dikte uitgezocht. Deze werd op maat gezaagd en geschild. Daarna werd soms urenlang gepeuterd om het merg uit dat stuk tak te krijgen. De knaptoet was steeds ongeveer 20 cm lang. Daarbij kwam nog het maken van de stamper. Deze stamper werd geschild op dikte, zodanig, dat hij paste in het uitgepeuterde mergkanaal. Hij was iets korter dan de "koker", met onderaan het handvat. Als kogels werd gekauwd "gezèttepëpier"gebruikt. Bovendien werd zon prop gestampt. Daarna een prop in de onderkant. Door het omhoogdrukken van de stamper vloog, door de ontstane luchtdruk, de bovenste prop met een knal weg en zo werd de onderste prop weer de bovenste, enz. Ja en dan was deze zelfgemaakte knaptoet een bezit dat men voor geen geld kwijt wilde. De, hier bedoelde, knaptoet kan nù als een uitgestorven iets worden beschouwd. Zie foto no. 54 [tussen pag. 416-417].  knaptoet (Herten (bij Roermond)), knotsenhout: o-umlaut heel kort  knötsenhout (Kleine-Brogel), kraakbuis: kraakbuis (Weert), kraakschiet: [sic]  en kroukschuut (Zichen-Zussen-Bolder), kraaktoet: kraaktut (Ubachsberg), kraaktuu:t (Sittard), kraaktuut (Limbricht, ... ), kraaktūūt (Obbicht), krōktūūt (Vlijtingen), (typisch geformuleerd = ein eulenteule kraaktuut en eine kónkernölle sjpenderik dae gouwd vesselt (sjpenderik = stoothout (vesselen = vezels maken eulenteul = "Hol¨nder"; kónkernöl = kornoeillehout.  kraaktuut (Sittard), /  kraaktrúút (Elsloo), kraaktuut (Sittard), Ein eulenteule kraaktuut mit eine kónkernölle sjpénderik, dae goud vetzelt en ferm plónsj, aafgedaon aan de Köstesj vónjere, mit eine sjtop en zónger aom. Eulenteul is vlier, hout met veel zacht merg, waarvan de kraaktuut werd gemaakt, de sjpénderik of laadstok van kónkernölle, t geen kornoelje, een harde houtsoort is; hij moet goed vezelen om ferm te kunnen plonsen. Een en ander werd afgesneden aan het vlonder (klein houten bruggetje) over de beek bij t huis der familie Custers te Ophoven. Het schijnt dus dat daar het beste eulenteul en kónkernölle te vinden was.  kraaktuut (Sittard), Ein èùlèntèùle (houtsoort) kraaktuut mit eine kònkernölle sjpènderik (stok afgesneden uit de heg).  kraaktūūt (Sittard), Ook: kraaketuut. Zie onder: kinderspelen.  kraaktuut (Sittard), krakebuis: krakebuis (Weert), krakebèùjs (Weert), kròkebaus (Waltwilder), /  kraakebuis (Weert), ɛn krokkebaus (Bilzen), n Kraokebous wjodde van flotsenhoat gemaok.  kraokebous (Eigenbilzen), Sub kraakepiêp. [Met afbeelding].  kraakebuis (Weert), krakelbuis: krokkelbauz (Bilzen), krakepijp: /  kraakepiêp (Weert), [Met afbeelding]. Ook: kraakebuis/klapbuis.  kraakepiêp (Weert), kraketoet: kraaketuut (Sittard), kraa‧ketuut (Stein), kraketuut (Ulestraten), /  Holentère kraketuute (Eijsden), Sub kraaktuut: ook kraaketuut. Zie onder: kinderspelen.  kraaketuut (Sittard), vgl. pag. 195: Klapbus, proppeschieter.  kraaketuut sjeite (Sittard), pijp: piep (Maastricht), propjesschieter: pröpkesjeeter (Heer), pröpkesscheeter (Maasbree, ... ), pröpkesschééter (Bunde), pröpkessjeiter (Sittard), prûpkesschee.ter (Schimmert), /  propkesscheter (Neeroeteren), prupkesschieter (Hamont, ... ), prupkessheter (Bunde), pröpkessjeter (Maaseik, ... ), Ik ken het instrument niet, maar de naam pröpkesscheter heb ik wel eens gehoord.  pröpkescheter (Venlo), proppenbuks: proppebuks (Tegelen), proppenschieter: eine proppescheeter (Blerick), enne proppe-schiêter (Oirlo), pro:ppəsjee.tər (Heerlerheide), proppecheter (Terwinselen), proppeschee.ter (Weert), proppescheeter (Boekend, ... ), proppescheter (Broekhuizen, ... ), proppescheëter (Blerick), proppeschieter (Eksel, ... ), proppeschīēter (Meerlo, ... ), proppesjeei̯ter (Maastricht, ... ), proppesjeeter (Beegden, ... ), proppesjeiter (Sittard), proppesjeter (Elsloo, ... ), proppesjeuter (Eijsden), proppesjeêter (Voerendaal), proppesjisser (Bleijerheide), proppezjeiter (Herkenbosch), prōppescheeter (Blerick), proͅppe}sjeeter (Klimmen), pruppeschisser (Terwinselen), pròppescheejter (Venlo), pròppescheeter (Venlo), pròppesjeeter (Caberg, ... ), pròppesjeter (Bree), pró:ppesjeeter (Maastricht), próppesjater (Bree), próppesjeei̯ter (Maastricht), próppesjeeter (Bunde, ... ), prö.ppescheeter (Blerick), ənə proͅpəsXēēitər (Hasselt), /  de proppesjeter (Kanne, ... ), proppe sjeeter (Schinnen), proppeschieter (Zichen-Zussen-Bolder), proppesjeiter (Sittard, ... ), proppesjeter (Amstenrade), Sub knaapbös: Van n vliertak gemaakt speelgoed. t Merg werd er uit gepeuterd; van hardhout werd een daarin passend stokje gemaakt, en met behulp hiervan werd dan n tot prop gekauwd papier weggeschoten. Vero. Moderne naam: proppeschieter (proppesjeeter).  proppesjeeter (Tegelen), zie bijlage:  proppesjeeter (Maastricht), rabuis: en robbəs (Hamont), rabui:s (Nederweert), rebui:s (Nederweert), rebuis (Nederweert, ... ), reebus (Stramproy), reubus (Stramproy), robb`s (Hamont), rubūīs (Nederweert), ən robəs (Hamont), (klemtoon op buis).  rebuis (Nederweert), B.v. Kunde mich gènne robbes maken?  robbəs (Achel, ... ), NB stemper: schietstaaf (bij rabuis).  rabuis (Nederweert), Uit roerbus? (tautologie van buis + pijp). J.L. Pauwels, HCDT XXV, 1951, blz. 338.  roͅbəs (Hamont), Uitsluitend NO. Waarschijnlijk samentrekking van "reup"en "buis"(zie ook: kraakebuis).  rabbuis (Nederweert, ... ), schiet: n schiet (Leopoldsburg), sjuut (Val-Meer), schietbuis: schīētbus (Meerlo), schêêtbèùjs (Weert), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  scheetbuis (?) (Leuken), schieter: schieter (Eksel), /  ne schieter (Bilzen), schietpijp: en schitpīp (Sint-Huibrechts-Lille), n schietpīēp (Overpelt), schiepiejp (Overpelt), schietpiep (Overpelt, ... ), schietpieəp (Neerpelt), schietpijp (Overpelt, ... ), ən sXitpīp (Neerpelt, ... ), de j staat tussen haakjes  schietpiejp (Neerpelt), op de tweede ie staat een boogje  schietpiep (Overpelt), slepende ie  schietpiep (Overpelt), slipbus?: šlibeus (Eupen), šlībeus (Kettenis, ... ), spiertsbus: Zie beschrijving: fliertsbus. [Deze is gemaakt van vlierenhout. Uit een recht stuk van ± 25 cm en tenminste 2 cm in doorsnede, wordt de mergkern verwijderd. Daarin moet een passende pin of op maat gemaakt stokje gestoken worden. Aan de voorzijde wordt een propje papier gestopt, dat eerst flink gekauwd is en daardoor vast wordt. Een tweede soortgelijke prop wordt nu aan de achterzijde ingebracht en dan met de stamper naar binnen bewogen. Hierdoor wordt de lucht tussen de twee propjes samengeperst. Dit heeft tot gevolg, dat het voorste propje er, al of niet met een flinke kracht en plof, uit schiet. Wanneer de fliertsbus-tied voorbij is, kan men aan de voorkant een knoop bevestigen met fijne gaatjes. De stamper wordt dan met garen omwonden, zodat deze zwaar passend in de mergholte gaat. De holte wordt nu met water gevuld en als men de stamper naar voren beweegt, krijgt men een spiertsbus.]  spiertsbus (Venray), spruits: spruits (Berg-aan-de-Maas), (van "eulenteul").  spruits (Berg-aan-de-Maas), spuit: en speut (Gelinden), n spuit (Kaulille), spijt (Gruitrode), spuit (Stein, ... ), spuit (van eulenteul) (Urmond), stopgeweer: Ss. sub geweer.  stópgewee.ër (Zonhoven), stoppengeweer: Ss. sub geweer.  stoppegewee.r (Hasselt), stoppenrevolver: Ss. sub geweer.  stopperevollever (Hasselt), stoprevolver: stoprevolver (Welkenraedt), toelenflots: toel: cfr. toeteler, dialect vr. vlier  toeleflojsj (Bilzen), toelenschieter: toel: cfr. toeteler, dialect vr. vlier  toelesjieter (Bilzen), toet: toe.t (Blerick), tōēt (Sevenum), vlierentoet: vleeretoet (Ell), vlierts: eng flīētsj (Spekholzerheide), (om met water te spuiten; met proppen onbekend).  fleers (Maasniel), vliertsbus: fliersbus (Bergen), fliertsbus (Gennep), flĭĕrtsbus (Venray), vliertsbus (Venray), [Met afbeelding].  fliertsbus (Venray), Z. knapbus. [Uit een recht stuk vlierenhout van ongeveer vijfentwintig centimeter werd de mergkern verwijderd. Dan werd een daarin passende stok of ijzeren staaf gemaakt, de stamper. Men schoot met proppen gekauwd papier. Als de tijd van de knapbus voorbij was zette men in een der openingen een knoopje met fijne gaatjes. De "stamper"werd met garen sluitend gemaakt, zodat hij nauwelijks in de ene opening van de "knapbus"kon. Op deze wijze had men een spuit vervaardigd, een fliertsbus].  fliertsbus (Meerlo, ... ) [SND (2006)]*Klots: Jongensspeelgoed: klapbus, proppenschieter, klakkebus. || *Stopgeweer, proppenschieter, speelgoedgeweertje. || / [SND (2006)] || 1. Klakkebus, proppenschieter. || 1. Proppenschieter: uitgeholde stok met stamper uit vlierhout, waardoor men met een knal klódzbee.re [klapbes, vlierbes, bes van vuilboom (of sporkenhout)] schiet. || ? [SND (2006)] || ?? uit moeders dialect ( Amby) [SND (2006)] || ??? [SND (2006)] || ????????? [SND (2006)] || [(Proppenschieter), schietbusje, klapbus]. || [De jongensspelen: 1]. Proppenschieter. || [I.] Houten schiettuig voor kinderen vervaardigd uit vlierenhout. || [Jongensspel]: Knalbus. || [Klapbus, proppeschieter schieten]. || [Proppenschieter]. || [Soort proppenschieter]. || blaaspijp [SND (2006)] || Een doorgaans door kinderen zelf vervaardigde knalbus: proppenschieter. || Een klakkebus (buis uit vlierhout, waarmee proppen worden weggeschoten). [ZND B1 (1940sq)] || Een klakkebus (cilindervormig kinderspeeltuig van uitgehold vlierout, waarmede een prop wordt weggeschoten). [ZND 08 (1925)] || Een soort proppeschieter, waarbij het niet alleen ging om de, weg te schieten, prop (hetgeen gekauwd papier was), maar eveneens om de, daarbij optredende, knal. || id minder gebruikt. [SND (2006)] || Kinderschietgeweertje. || Kinderspeelgoed gemaakt van vlierhout. || Kinderspeelgoed van vlierhout. || klakkebus [SND (2006)] || Klakkebus (schiettuig gemaakt van vlierhout). || Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] || Klakkebus. || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] || Klapbus (van flierehout). || Klapbus van heulentuelenhout [vlierhout]. || Klapbus, proppeschieter. || Klapbus. || Klapbus: Klakkebus. || Klaptuit: Proppeschieter, klapbus van vlierhout. || Klatspijp: klapbus, proppenschieter. || Klots: *Klapbus, gemaakt van klotsenhout. || Klots: 2. Speeltuig dat jongens vervaardigden uit een stuk van een tak van een vlierstruik. || Knalbus of proppenschieter. || Knapbuis, klakkebosse, fr. canonnière denfant. || knaptoet [SND (2006)] || Knaptoet: klakkebus, speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten. || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || propjes schieten [SND (2006)] || propjesschieter [SND (2006)] || proppen schieter [SND (2006)] || proppenschieter [SND (2006)] || proppenschieter (?) [SND (2006)] || Proppenschieter, gemaakt van holle vliertak. || Proppenschieter, klapbus. || Proppenschieter, speelgoedgeweertje. || Proppenschieter. [BN 03] || Proppenschieter: bekend jongensspeelgoed; spott. geweer. || proppenschieter? [SND (2006)] || Proppeschieter gemaakt van een gedeelte van een uitgeholde vliertak. || Proppeschieter van holle vliertak met aanduwstok. || Proppeschieter van vlierenhout. || Proppeschieter van vlierhout. || Proppeschieter. || Robbus: proppenschieter. || Schietbus. || Schiettuig gemaakt van stuk vlierhout. || Soort proppenschieter. || Speeltuig gemaakt uit vlierhout. || Spuitbus, gemaakt van vlierhout en een knoopje met gaatjes. || Uitgeholde vlier; proppeschieter. || Van een vliertak gemaakt speelgoed (fluitje). || Van n vliertak gemaakt speelgoed. || vlierstruik [SND (2006)] || Wapen van uitgehold vlierhout gemaakt. || Zelfgemaakt luchtdrukpistool uit vlierhout. [Lk 03 (1953)] III-3-2