e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L381b plaats=Peij

Overzicht

Gevonden: 694

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de moederkorf afkloppen kloppen: klopǝ (Peij) Bij het jagen de onderste korf of moederkorf met beide handen gedurende ongeveer een kwartier van onderen naar boven bekloppen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 88a; monogr.] II-6
de raat uitbreken uitbreken: ūtbrę̄jkǝ (Peij) Uitbreken van de raat bij het oogsten van de honing. Het volk is dan verwijderd. [N 63, 81a] II-6
de stal uitmesten schoonmaken: šoǝnmākǝ (Peij) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de zwerm terugslaan terugvliegen: trøkvlēgǝ (Peij) Een zwerm weer terugzetten in de oude korf, wanneer men de koningin gedood heeft. [N 63, 93a] II-6
deeg kneden kneden: knē̜jǝ (Peij), mengelen: meŋǝlǝ (Peij) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
dekkleedje dekkleedje: dękklętjǝ (Peij) Het dekkleedje is de ouderwetse manier van dakbedekking. Het is over het algemeen vervangen door de dekplank die veel voordelen biedt boven de kleverige kleedjes die vlak op de ramen liggen en daardoor de bijen verhinderen om over de toplatten van de ramen heen van raat naar raat te trekken. Bovendien verslijten de dekkleedjes gauw, ze maken de behandeling van de volken ruwer en stimuleren de wasmotplaag. [N 63, 10k] II-6
deksel deksel: dęksǝl (Peij) Het deksel op de perskuip dat op de vruchtenmassa ligt. [N 57, 14b] II-2
deksel van de karnton deksel: dęksǝl (Peij), stopsel: stø̜psǝl (Peij) Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.] I-11
deurtje stookgat: stǭkgāt (Peij) Het ijzeren deurtje waardoor het vuur gestookt kan worden. [N 57, 8c] II-2
dichtmaken van de woning kitten: kitten (Peij) Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142] II-6