e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

Gevonden: 1646
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boertje boertje: boertje (Meterik) boertje doen; als een baby gedronken heeft moet het een boertje doen [DC 47 (1972)] III-2-2
boezeroen boezeroen: ba-zeroen (Meterik) boezeroen [SGV (1914)] III-1-3
bom, spon bom: bom (Meterik) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgat, spongat bomgat: bomgāt (Meterik), bommengat: bomǝgāt (Meterik) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bomijs hollebollekelder: de luchtplekken noemt men: moojers  holəboləkèldər (Meterik) ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)] III-4-4
bonk bonkje: bøŋkskǝ (Meterik) Strook tussen twee evenwijdige dwarsgreppels. [II, 43] II-4
bonk grauwveen vaal bonk: vaal bonk (Meterik) Strook grauwveen van twintig meter lengte en tien meter breedte. [II, add.] II-4
bonk- of grauwveen vale turf: vālǝn tørǝf (Meterik) De bovenste laag in het veen. Deze bonklaag behoort tot het voedselarme veen en bestaat voor het overgrote deel uit weinig of niet vergaan sphagnum of veenmos. Turf uit deze laag dient vooral als aanmaakturf. [I, 2e; N 27, 19a] II-4
bonkschop bonkschup: boŋksxøp (Meterik) Schop om plaggen af te steken of om de bovenlaag van het veen te steken. [I, 29c; I, 34; I, 35] II-4
bonkturf of bonkveen bonksel: boŋksǝl (Meterik) De 10 tot 20 cm dikke bovenste laag van het grauwveen. Ze bestaat uit de wortels van planten die aan de oppervlakte groeien. [II, 16] II-4