e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

Gevonden: 4881
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
angelusklok angelus: de angelus lauwt (Houthalen), angelusklok: angelusklok (Houthalen), engel des heren: den ingel des heiren luit (Houthalen) De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] || De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)] III-3-3
anjelier kernoffel: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  kernoffel (Houthalen), pluimpje: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pluimke (Houthalen) Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) genoffel: -  kərnoffel (Houthalen) tuinanjer III-2-1
anker anker: aŋkǝr (Houthalen) Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.] II-9
apart lossen lossen: Opm. v.d. invuller: 20 tussenpauze (ps.?: letterlijk overgenomen, maar weet eigenlijk niet wat invuller hiermee bedoeld?!).  losse (Houthalen) het apart lossen van jonge en oude duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
appel, algemeen appel: appel (Houthalen, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)] I-7
appelbol appelkoek: appelkok (Houthalen), kattekop: kattekop (Houthalen), kátəkoͅp (Houthalen), kattenkop: katəkoͅp (Houthalen) appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)] || Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)] || appelen waarrond men deeg doet en die dan in de oven gebakken worden [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
appelmoes appelprots: ápəlproͅts (Houthalen, ... ), appelspijs: appelspijs (Houthalen), apəlspɛi̯s (Houthalen), appeltrits: appeltrits (Houthalen) appelmoes [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)] || Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] III-2-3
appeltaart appeltaart: ápəlta͂rt (Houthalen) Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)] III-2-3
appeltaartje gozte (wa.): gezet (Houthalen), gozet (Houthalen) een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)] III-2-3