e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Chevremont

Overzicht

Gevonden: 777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
elektrische centrale elektrische centrale: lɛktrišǝ sęntrāl (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) [N 95, 21] II-5
elektromonteur elektricien: ęlɛktrišę̄n (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Vakman die op de mijn elektrische licht- en krachtinstallaties aanlegt en repareert. [N 95, 146] II-5
elleboog, bocht krümmer: krømǝr (Chevremont  [(mv krømǝr)]  ) Gebogen pijp, die dient om een leiding in een andere richting te voeren, meestal in een hoek van 90¬∞, soms ook van 45¬∞. [N 64, 120d; monogr.] II-11
engelse sleutel engelse sleutel: ɛŋǝlšǝ šløsǝl (Chevremont  [(Julia)]   [Laura, Julia]) Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759] II-5
er wordt geschoten het werdt geknald: ǝt wēǝt jǝknalt (Chevremont  [(Julia)]   [Eisden]) Waarschuwende uitroep vóór het ontsteken van een schietlading. [N 95, 425; monogr.] II-5
erlangs werken op de lagen derlangs werken: op dǝ loǝgǝ dǝrlaŋs werkǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Een doorgang van 50 cm (Q 15, mijn Maurits) tot 1 meter (Q 121, mijn Wilhelmina) breed langs het koolfront maken. Op de mijn Maurits werd volgens de invuller uit Q 15 tijdens het "erlangswerken" niet ondersteund. Dat werd pas gedaan, wanneer men tot ongeveer 1.20 m had ingekerfd en er een kophout kon worden geplaatst. Successievelijk werd dan over de hele pijler op deze wijze ontkoold, meter voor meter. Elke 5 à 7 meter - dat verschilde van laag tot laag - bevond zich een man die zo werkte. De daaropvolgende dienst begon op zo''n eerste ondersteuning weer in te kerven tot de zogenaamde pandbreedte, ongeveer 2.20 m, en plaatste meter voor meter de definitieve ondersteuning terwijl het kophout weggenomen werd. Uiteraard veranderde deze werkwijze toen de eerste schuifpijlers en later de mechanisatiepijlers in gebruik werden genomen. Toen was het koolfront geheel stijlvrij. In de Belgische mijnen werd tijdens het "erlangswerken" gelijk ook een ondersteuning in de vorm van kophouten geplaatst. Zie de semantische toelichting bij het lemma Doorgang. [N 95, 510; monogr.; N 95A, 11] II-5
figuurzaag laubzäge: lǫwp˲zē̜ǝx (Chevremont) Handzaag, waarvan het zeer smalle zaagblad in een metalen beugel gespannen is. De figuurzaag wordt gebruikt om fijne vormen in licht plaatmateriaal, zoals triplex, uit te zagen. Zie ook afb. 17. [N 53, 11; monogr.] II-12
fijnkool fijnkool: fīnkoǝl (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Steenkolen met een afmeting kleiner dan 10 mm. [N 95, 463] II-5
flens flans: flanš (Chevremont), flens: flɛnš (Chevremont  [(Julia)]   [Willem-Sophia]) Een soort kraag aan het uiteinde van pijpen of buizen waardoor deze met behulp van bouten gas- en waterdicht aan elkaar bevestigd kunnen worden. Zie ook het lemma ɛflensɛ in WLD deel II.5, pag. 131.' [N 64, 121a; monogr.] || Opstaande rand aan het einde van buizen om deze met schroeven aan elkaar te kunnen verbinden. [N 95, 826; monogr.] II-11, II-5
frezen frezen: frē̜zǝ (Chevremont) Het hout met behulp van de freesmachine bewerken. [N 53, 109a; monogr.] II-12