e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P121p plaats=Ulbeek

Overzicht

Gevonden: 1870
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit van het ei wit: wet (Ulbeek) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool kabuiskool: kəbōͅə.skøͅl (Ulbeek), witte kabuis: witte kabaus (Ulbeek), witte kool: wetə køͅl (Ulbeek), witte keul (Ulbeek) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] I-7
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstat (Ulbeek, ... ), kwikstaartje: kwikste(i)tje (Ulbeek, ... ), langstaartje: langstetje (Ulbeek, ... ), lankstetje (alg.) (Ulbeek) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
wolfsgebit, gebroken gebit los gebit: lǫs ˲gǝbęi̯ǝ.t (Ulbeek) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: dei won zal zwi-èren (Ulbeek), won (Ulbeek) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
wormstekig gemaaid: gemaoijt (Ulbeek) wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)] III-2-3
wortel wortel: wǫtǝl (Ulbeek) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
worteltje hofpoten: hōoͅfpoͅu̯tə (Ulbeek) Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wreef striksel: striksel (Ulbeek, ... ) de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] III-1-1
wrijven wrijven: vrēəven (Ulbeek), vrèəve (Ulbeek), wrijven (Ulbeek) wrijven [ZND 25 (1937)] III-1-2