e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boog boog: beegske  bōͅg (Neerglabbeek) Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2
boom (alg.) boom: buim (Neerglabbeek) boom III-4-3
boomgaard fruitwei: freitwei (Neerglabbeek), freͅi̯t[wei} (Neerglabbeek) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boomklever boomlopertje: buimleiperke (Neerglabbeek) boomklevertje III-4-1
boomstronk poest: pûst (Neerglabbeek) boomstronk III-4-3
boon, algemeen boon: buun, dim. biênke (Neerglabbeek), bűǝn (Neerglabbeek) boon || Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5, I-7
boorijzer boor: bȳr (Neerglabbeek) Werktuig om ronde gaten te maken in hout of metaal, bestaande uit een metalen staaf met snijdende delen. Het boorijzer wordt bevestigd in een handvat, een booromslag of in de kop van een boormachine. [N 53, 160a; N 53, 161b; monogr.] II-12
boot(je) boot(je): būtšə (Neerglabbeek) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] III-3-1
bord telder: teͅi̯ər (Neerglabbeek), èè hauw ure wi-j telleerkes  tejjer (Neerglabbeek), telloor: təlēr (Neerglabbeek, ... ), Det viltsj möt, zag de meid en ze roldzje möt de telère nannen trap  teleer (Neerglabbeek) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] || eetbord III-2-1
borg blijven borg blijven: bɛrg blīvə (Neerglabbeek) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1