e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K315p plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bomgat, spongat bomgat: bumgat (Oostham) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bont en blauw slaan paars en blauw slaan: pīəs ɛm blāt Xəslōgən (Oostham) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte specht, specht specht: speͅxt (Oostham) specht [ZND 07 (1924)] III-4-1
boog boog: bo.g (Oostham), boog (Oostham), bōōg (Oostham) boog [RND] || Boog. [Willems (1885)] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2
boomgaard bogaard: būəgörd (Oostham), būəgərt (Oostham) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boomstronk post: poͅst (Oostham) boomstronk [ZND 07 (1924)] III-4-3
boomwagen nuts: nø̄ts (Oostham) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen boon: bonj (Oostham), boǝn (Oostham) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boot(je) boot(je): boətjö (Oostham) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] III-3-1
borg blijven borg blijven: börg blēvən vör immant (Oostham) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1