19367 |
buitenverblijf |
buitenhuis:
buitenhuis (Q112b Ubachsberg),
villa:
villa (Q112b Ubachsberg)
|
Een groot huis met een tuin buiten de stad; vaak het buitenverblijf van in de stad wonende mensen (villa, landhuis, buitenverblijf, campagne, buiten, hof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24459 |
bunzing |
vuur:
vuur (Q112b Ubachsberg)
|
bunzing [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
21245 |
bus |
bus:
bus (Q112b Ubachsberg)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
32933 |
bussel hooi |
bussel:
bøsǝl (Q112b Ubachsberg)
|
Samengebonden hoeveelheid hooi, klaar om opgeladen te worden. Het woordtype pak duidt wel op mechanische persing. De grondbetekenis van weeg is "samengedrukte massa"; de meest bekende betekenisontwikkeling is die van "witbrood". Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 14, 115c; monogr.]
I-3
|
33131 |
bussel kort stro |
aarbusseltje:
ǭrbø̜sǝlkǝ (Q112b Ubachsberg),
kortbussel:
kǫdbøsǝl (Q112b Ubachsberg)
|
Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28]
I-4
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bussel:
bø̜sǝl (Q112b Ubachsberg)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
24604 |
canadapopulier |
canadas:
canadas (Q112b Ubachsberg),
WLD
canadas (Q112b Ubachsberg),
WLD mv.
canadasse (Q112b Ubachsberg)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33749 |
castreren |
snijden:
šnii̯ǝ (Q112b Ubachsberg)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60]
I-9
|
20837 |
cervelaatworst |
belster:
servelaatworst
bèlster (Q112b Ubachsberg),
droogworst:
servelaatworst
drūūgwōēsj (Q112b Ubachsberg),
plokworst:
servelaatworst
blókwōēsj (Q112b Ubachsberg)
|
plokworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20545 |
cichorei |
cichorei:
cichoreij (Q112b Ubachsberg),
cichoreij(?) (Q112b Ubachsberg)
|
cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|