e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bandschort met borststuk helpenscholk: helpesjolk (Oirsbeek), scholk: scholk (Oirsbeek) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bang bang: bang (Oirsbeek), gans ontdaan: gans ontdaon (Oirsbeek) een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik bange piezel: bangepiezel (Oirsbeek), bange schijterd: ene bange sjieterd (Oirsbeek), bangerik: bangerik (Oirsbeek), ene bangerik (Oirsbeek), schijthuis: sjīēt hoes (Oirsbeek) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] || iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4
bank van lening lommerd: Van Dale: lommerd, bank van lening, pandjeshuis.  loemmert (Oirsbeek) de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)] III-3-1
bankbiljet bankbiljet: bankbiljet (Oirsbeek), briefje: breefke (Oirsbeek) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
bankwerker bankwerker: baŋkwerkǝr (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [monogr.; N 95, 147] II-5
barensweeën ween: weeə (Oirsbeek) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
baret baret (<fr.): baret (Oirsbeek) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barrevoets barvoets: bèrvès (Oirsbeek), bɛrvəs (Oirsbeek) barrevoets [SGV (1914)] || blootvoets [RND] III-1-3
bascule bascule: baskuwal (Oirsbeek) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1