e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P057p plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeveren zeveren: ziebərt (Kuringen), zievərt (Kuringen) Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)] III-1-1
zich bemoeien met aangaan: git mich nie aen (Kuringen), affaire hebben bet: [affer?, rk]  gien affen bij hebben (Kuringen), bemoeien: bemooie (Kuringen), moeg maken: mieg make (Kuringen), moeien: mooje (Kuringen) ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] III-3-1
zich haasten zich spoeden: aos spoojə (Kuringen), oas spooije (Kuringen), in de richting van een [y]  zich spoeje (Kuringen) Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)] III-1-2
zich inbeelden menen: ook materiaal znd 27, 39  mienne (Kuringen) inbeelden [ZND 01 (1922)] III-1-4
zich over de rug wentelen (zich) wentelen: we.ŋkǝlǝ (Kuringen) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zich warm aankleden warm aandoen: zich we.rrem aa.ndōēë.n (Kuringen) Zich warm aankleden [(in)duffelen, inpakken, warm aandoen] [N 114 (2002)] III-1-3
zicht zicht: zext (Kuringen) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek ziek: zik (Kuringen, ... ) ziek [ZND 08 (1925)], [ZND 39 (1942)] III-1-2
ziekelijk ziekelijk: zikelek (Kuringen) Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] III-1-2
ziekenhuis gasthuis: oe als in coeur  gastoes (Kuringen) Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)] III-1-2