e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289b plaats=Leuken

Overzicht

Gevonden: 2725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenwormkruid wormzaad: geneeskrachtig  wôrremzaot (Leuken) wormkruid III-4-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalf: zwallef (Leuken) boerenzwaluw III-4-1
boertje, kleine boer kleine boer: klęi̯nǝn bōr (Leuken) Keuterboer, bewoner van een kleine boerderij; soms wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat het bedrijf minder dan ongeveer 3 ha telt, of dat de boer niet een volwaardig paard tot zijn beschikking heeft. Voor vatsji (hier met betekenisuitbreiding), zie het lemma "koewachter" (1.3.14). [A 30A, 3c en 3e; monogr.; add. uit Wi 2] I-6
bokking bokkem: Verklw. bökkemske  bökkem (Leuken) bokking III-2-3
bolderik steekneusje: oronaria tomentosa; sierplant met viltige bladeren  staeknaeske (Leuken) prikneusje III-4-3
bom, spon spon: spon (Leuken), stop: stǫp (Leuken) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bombazijn bombazijn: bǫmǝzin (Leuken) Sterk weefsel, thans van katoen, of met linnen ketting en katoenen inslag, aan de achterzijde geruwd, veel gebruikt voor voering, werkmansondergoed enz., vaak verward met pilo (Van Dale, pag. 402). [N 62, 93b; N 62, 89c; MW; monogr.] II-7
bomgat, spongat bomgat: bomgāt (Leuken) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bonenkruid bonenkruid: boeënekroêt (Leuken), bonenkruidje: boeënekruutje (Leuken) bonenkruid || toekruid gebruikt bij het eten van tuinbonen, bonenkruid I-7, III-2-3
bonte kraai grijze kraai: gries krej (Leuken) kraai, bonte — III-4-1