e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3377
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnendeur tussen woonhuis en stal koestaldeur: kuštaldø̄r (Herten) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenroede binnenroede: benǝrōj (Herten) De roede die zich het dichtst bij de molenromp bevindt. [N O, 1b; N O, 6c] II-3
binnentrap binnenste trap: benǝlstǝ trap (Herten) De trap die de verdiepingen in de molen verbindt. [N O, 49c; Sche 17] II-3
binnenvoering lijnen: līnǝ (Herten), stoom: štawm (Herten) Voeringstof die steun en vormvastheid geeft aan bepaalde plaatsen en onderdelen van een kledingstuk. Er zijn verschillende soorten binnenvoering. Zo is stoom een gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon (Meima I, pag. 209). Dit dient voor tussenvoering in vesten en de onderkant van mouwen. [N 59, 36; N 59, 39; N 59, 133] II-7
binnenvoering innaaien binnenvoering innaaien: benǝvø̄reŋ ennęjǝ (Herten), benǝvōreŋ ennęjǝ (Herten) Het innaaien van de binnenvoering. [N 59, 118] II-7
binnenwerk binnenschilderwerk: benǝšeldǝrwęrǝk (Herten), binnenverfwerk: benǝvęrǝfwęrǝk (Herten), binnenwerk: benǝwęrǝk (Herten) Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a] II-9
binnenwerkse maat binnenwerkse maat: benǝwerǝksǝ mǭt (Herten), buitenwerks: benǝwɛrks (Herten) De maat die aan de binnenzijde gemeten wordt, dat wil zeggen van de ene binnenste rand van het werkstuk tot de andere. Zie ook het lemma ɛdagmaatɛ in Wld II.9, pag. 111. Het betreft daar de binnenwerkse maat van kozijnen.' [N 53, 200b] II-12
binnenzoom middelste zoom: medǝlstǝ zawm (Herten) Een van de middelste, aan de achterkant van het hekken bevestigde zoomlatten. Zie ook afb. 38. [N O, 2e] II-3
bit gebit: gǝbet (Herten) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen gebitringen: gǝbētreŋ (Herten) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10