e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betalen betalen: gə mut cɛntən hɛmmən om tə kùnnən bətōͅlən (Genk) Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] III-3-1
beton beton: bǝton (Genk) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9
beton storten beton gieten: [beton] gītǝ (Genk) De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c] II-9
betonblokkenkoker betonkoker: betonkoker (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Wilhelmina]) Gesloten ondersteuning die is opgebouwd uit betonblokken. Deze ondersteuning wordt gebruikt in steengangen die langere tijd bestaan en op plaatsen waar grote druk wordt verwacht of, volgens de invuller uit Q 33, waar weinig of geen onderhoud mogelijk is of was. Uit de opmerkingen van een respondent uit Q 113 blijkt dat men in de vier Oranje-Nassaumijnen de betonblokkenkoker bij een storing toepaste. [N 95, 341; monogr.; N 95, 342] II-5
betonhouw gebogen riek: gǝbōwǝgǝ rīk (Genk) Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.] II-9
betonijzer betonijzer: [beton]ęjzǝr (Genk) Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b] II-9
betonmolen betonmolen: [beton]mīǝ.lǝ (Genk) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.] II-9
betonzand kiezel: kīzǝl (Genk) Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48] II-9
betrappen attraperen (<fr.): atraperə (Genk) betrappen [ZND 32 (1939)] III-3-1
beugelen beugelen: beugele (Genk) het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven] [N 112 (2006)] III-3-2