e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolle wangen dikke kummiken: dieke kummeke (Puth) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bom, spon spon: špon (Puth) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgat, spongat sponlok: šponlǭk (Puth) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bont als apart kledingstuk pels: pèls (Puth) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont geruite langwerpige omslagdoek plag: plak (Puth) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte kraai grijze kraai: grieskrao (Puth) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bonte specht, specht bonte specht: boowntje sjpech (Puth) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bontkraag pelskraag: pèlskraag (Puth) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsjas: pèlsjas (Puth) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boom (alg.) boom: baum (Puth), boum (Puth), buim (mv.): buim (Puth) boom [DC 35 (1963)], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3